maandag 27 april 2020

LVO 167




Uit het feit dat ik blijkbaar op dertienjarige leeftijd in staat was om mijn leermeester het vuur aan de schenen te leggen, werd niet de conclusie getrokken dat ik getalenteerd genoeg was om aanspraak te maken op ambitie in het schaken. Dat paste geheel in het beleid van mijn ouders ten aanzien van de mogelijkheden van hun kinderen om zich te onttrekken aan de middelmaat die zij zelf nooit hadden weten te overstijgen. Het kwam niet in hen op – en dus ook niet in mij – om mij in te schrijven in een schaakclub of om dan toch minstens te suggereren dat zoiets mogelijk was.

Dat ze me niet gepusht hebben in de richting van een schaakcarrière, vind ik nu ook weer niet zo erg. Ik speelde wel graag een partijtje, maar zal toch ook wel niet zo'n schaakwonder zijn geweest – aan mij heeft de natie met andere woorden geen grootmeester verloren. Maar ik beschikte over nog andere talenten, die mijn ouders ook niet hebben gezien. In mij waren de kiemen gezaaid van een mogelijke niet onverdienstelijke fietser, voetballer, tekenaar – en misschien hadden ze mij, vanuit hun ervaring of bereidheid om onbetreden paden te bewandelen, op nog andere, onvermoede sporen kunnen brengen. Maar dat alles deden ze niet. Het mocht allemaal niet te veel moeite of geld kosten, en achteraf heb ik de indruk dat ze al lang blij waren dat ik uren aan een stuk braaf met mijn autootjes kon zitten spelen en dat ik al bij al maar weinig expansief en avontuurlijk was ingesteld. Ik zou later zelf de aanzet moeten geven tot het ontwikkelen van de weinige vaardigheden die ik mij uiteindelijk alsnog heb weten eigen te maken.

Ik heb mijn ouders trouwens ook nooit bewonderd als voorbeelden van iets exemplarisch. Mijn moeder had zeker kwaliteiten – doorzetting, geduld een onwaarschijnlijk vermogen om lijdzaam te ondergaan – maar leed tegelijkertijd ook onder een torenhoog minderwaardigheidscomplex en deed haar best om in zo weinig mogelijk te excelleren, om zo weinig mogelijk op te vallen tout court. Mijn vader was behalve verdienstelijk schaker ook een beoefenaar van bridge, maar die activiteit ontplooide hij in een andere en voor mij totaal ontoegankelijke wereld. Verder kende hij enkele talen, maar hij nam eigenlijk nooit de moeite om mij daarvoor warm te maken. Goede schoolresultaten: dat was de enige eis die werd gesteld. En dat is natuurlijk niet voldoende om in iets uit te blinken, daarmee kom je niet boven het maaiveld uit.

(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2