maandag 6 april 2020

LVO 150


De muzikale voorkeur die ik vanaf mijn twaalf, dertien jaar begon te ontwikkelen, werd door mijn ouders, vooral door mijn vader, weggehoond. Of er heerste toch in elk geval een grote, om niet te zeggen totale onverschilligheid. Achteraf gezien kan ik er nog enig begrip voor opbrengen want veel verder dan de kitschrock die de Top 30 mijn naar muziek hunkerende generatie voorschotelde, kwam ik voorlopig helaas niet. Maar de onverschilligheid van mijn ouders werd niet enkel door smaak ingegeven, vrees ik.

Mij werd met alle middelen duidelijk gemaakt dat ik in hun aanwezigheid maar beter niet kon afstemmen op radiozenders die ‘ketelmuziek’ ten gehore brachten. Dat was problematisch want we spreken over een tijd waarin niet iedereen over een computer, laptop, smartphone, iPod en -Pad beschikte en daarop naar hartenlust, al dan niet met een koptelefoon op of oortjes in, iTunes, YouTube, Spotify en wie weet ook nog eens een zelf in alle legaliteit aangeschafte cd kon afspelen. Andere radio’s dan deze die in de aan elkaar palende keuken en woonkamer stonden, waren er aanvankelijk niet in huis, behalve de transistor in de badkamer die door mijn vader werd gebruikt om tijdens de dagelijkse scheerbeurt naar het duidingsmagazine Actueel te luisteren.

Zo sterk was de banvloek, en even sterk ook de schrik voor mijn vader, dat ik er mij lange tijd zelfs voor heb geschaamd dat ik vatbaar was voor de primitieve ritmes van werkschuwe beatniks en androgyne glamourrockers. En dan waren de foto’s van deze lui mijn ouders nog niet eens onder ogen gekomen: de in het kruis strak aangespannen glitterpakjes, de plateauzolen, de ongewassen of juist veel te knullig getrimde haardossen en de geschminkte tronies! Mijn moeder hield, hier net als in alle andere kwesties, zoveel mogelijk de kerk in het midden. Wat er onder meer op neerkwam dat zij niet eens probeerde mij te verdedigen tegen mijn geen tegenspraak duldende vader. Maar ze legde ook geen enkele belangstelling aan de dag voor mijn ontluikende liefhebberij – dat zou alvast hebben ingehouden dat ze minstens aanvaardde dat ik er een andere muzikale smaak op nahield. Maar ook dat geluk was mij niet beschoren. Ook uit de hoek van broer en zus viel, vreemd genoeg, geen heil te verwachten. Pauline had een boon voor Jasperina de Jong en voor Georges Moustaki, terwijl Ernest zich vooral door de meer bizarre muzikale voorkeuren van zijn vader liet inspireren. Het Rode Leger genoot zijn bijzondere aandacht – later zou blijken dat Rusland hem nog op andere manieren zou trekken.




(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2