woensdag 15 april 2020

LVO 157

 
Uiteraard hoorde ik nog wel meer graag dan alleen maar The Beatles. Ik was een trouwe luisteraar van de Top 30, die elke zaterdagvoormiddag werd uitgezonden door BRT-Omroep Oost-Vlaanderen. Ik brak me mijn kinderlijke hoofd over de vraag waarom die provincie dat privilege genoot. De Top 30 bevatte natuurlijk een hoop rommel, maar ook sommige naar mijn smaak goede nummers en daar bleef ik graag op zitten wachten. In die tijd was het aanbod nog niet verkruimeld tot bijna evenveel niches als er artiesten zijn, en het kon dan ook gebeuren dat Queen of Wings, groepen die mijn voorkeur genoten, een plaats veroverden voor of na de jongste van Louis Neefs of Demis Roussos. Of van Dalida, die tot mijn grote ergernis wéken op nummer één bleef staan met de hit Gigi l’Amoroso waarvan ik toen nog niet de indiscutabele onsterfelijkheid wist in te schatten – en nog veel minder het betekenissenveld, bezaaid met homo-erotische en zelfs transgendermijnen, dat zich achter dat nummer uitstrekte maar voorlopig nog in nevelen gehuld bleef of, zo u wilt, achter de grote bos struisvogelveren die de zangeres in de kont was gestoken.

Wellicht omdat de kwaliteit van de aangeboden hits mij niet echt overtuigde, stelde ik een tijdje een eigen top-tien samen. Ik herinner mij dat You Can Go Your Own Way daarin vele maanden op één stond – het duurde gewoon een eeuwigheid vooraleer er iets anders opdook dat, naar mijn smaak, de kwaliteit van dat nummer evenaarde. You Ain’t Seen Nothing Yet van Bachman Turner Overdrive en More Than A Feeling van Boston, twee songs uit 1976, waren Fleetwood Mac voorafgegaan.

Een song die zeker niet mag ontbreken op de soundtrack van mijn gelukkige jeugd was This Town Ain’t Big Enough For The Both Of Us van The Sparks – ik zal maar niet zeggen wat ik, Engelsonkundige, van die titel bakte, maar de wending boppelbas (both of us) maakte wel degelijk deel uit van mijn klanknabootsende evocatie. Ik had het liedje op een cassette gevangen en zette mijn bandopnemertje naast mijn bed klaar om de volgende ochtend meteen opgewekt van start te kunnen gaan. Dat de zanger van The Sparks, Ron Mael – dat moest ik even opzoeken op Wikipedia – met de uitwas onder zijn neus op ludieke wijze aan Hitler refereerde, had ik in die tijd niet door.

Ik luisterde vooral naar de hitparade omdat ik hoopte mijn favoriete liedjes te kunnen opnemen met mijn cassetterecorder. Dat was een spannende onderneming want de presentator, die ellendige Paul Verbrugghe, praatte al te vaak de intro of de outtro, of meteen allebei, naar de verdoemenis, en ik moest het dan maar stellen met een verminkte versie. Maar daar had ik al, dankzij het volmaakte en onbereikbare meisje dat op het eind van mijn straat woonde, veel ervaring mee, met verminkte versies.

In 1975 kocht ik mijn allereerste plaat met eigen centen. Het betrof de twee jaar eerder uitgekomen lp Band On The Run van Wings. Ik vond dat een formidabele plaat, en vind dat eigenlijk nog altijd – al moet ik wel vaststellen dat mijn voorkeur voor het openingsnummer, de title track, is opgeschoven naar het laatste liedje op kant 2, dat Nineteen Hundred and Eighty Five heet, een jaartal waarbij ik mij destijds de bedenking maakte, zo herinner ik me nu nog levendig, dat het ontiegelijk ver in de toekomst lag, zo ver dat ik eraan twijfelde of ik het ooit zou bereiken.

Ik was er tussen mijn dertiende en zeventiende om de een of andere reden van overtuigd dat ik jong zou sterven.

Mijn platencollectie breidde zich gestaag uit over zeer gebaande of dan toch in elk geval weinig revolutionaire paden: David Bowie, Jethro Tull, Bruce Springsteen, U2, Peter Gabriel… Ik kwam altijd vele jaren te laat, zeker met een groep als The Doors. Met Pink Floyd was ik er op tijd bij aangezien ik in 1981 in Dortmund de live uitvoering van The Wall heb bijgewoond. Voor de duizend frank die deze trip me kostte, kon ik wel drie lp’s kopen, maar ik had net het geld voor mijn vakantiejob geïncasseerd en kon het mij dus permitteren. Het was een investering die ik mij nooit heb beklaagd. Buiten de overdekte Dortmunder velodroom waarin het concert zou plaatsvinden probeerden militanten van een religieuze groepering de toestromende fans met flyers te wijzen op het overdreven pessimistische karakter van Das Jahrhundert Ereignis, zoals in koeien van letters boven de ingang tot de zaal stond geafficheerd, en binnen werd ik voor het eerst geconfronteerd met sigarettenrook die zoet en wee geurde. Met de ervaring van de show zelf, het allereerste live popconcert dat ik bijwoonde, legde ik voor latere concerten de lat wel bijzonder hoog.






(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2