190413
Tussen zeven en acht lees ik De staart uit. Mooi,
hoe De Martelaere er een patchwork van maakt, een compositie van motieven,
waarin ze de afwisseling naar het einde toe opdrijft, zodat er een climax
ontstaat. Het verband tussen het verhaal en het hondenthema wordt helemaal op
het eind geëxpliciteerd. Net zoals je, nadat je huisdier gestorven is, er een
nieuwe neemt, zo wisselen ook de vriendschappen elkaar af (als er al nieuwe
vrienden komen, wat niet gegarandeerd is). In een welbepaalde, schijnbaar
onvervangbare, vriend bemin je dé vriend, zoals je in die ene particuliere hond
dé hond als trouwe gezel vindt. Overigens is het wel opmerkelijk, hoe in die
laatste bladzijden – het afscheid van een overleden huisdier – beschreven staat
wat zich hier gisteren heeft voltrokken met de hond van de gîte-eigenaars: de
huisarts heeft Lola laten inslapen, waarna Rolf haar onder de oude eik heeft
begraven in de vooraf klaargemaakte put. * Droom # 125 Na veel hindernissen op
en rond de Hoge Brug aan de Katelijnepoort bereik ik per fiets het station. Ik
had het al opgegeven, maar was toch doorgespurt omdat er nog een kleine kans
was dat de trein die ik moest halen met een paar minuten vertraging zou
vertrekken. Maar wanneer ik het perron bereik, waar de trein nog niet
vertrokken is, blijken de deuren al gesloten te zijn. Ik kan er niet meer op,
de trein vertrekt zonder mij. * Droom # 126 We bevinden ons in een
oorlogssituatie. X., (…), is soldaat en doodt een vijand. Dat kan haar, gezien
het oorlogsrecht, niet kwalijk worden genomen. Volgende scène, in het
bedrijfsrestaurant. Ik zit met onder meer L. aan tafel. Buiten regent het, maar
toch ligt X. daar te huilen. Ze heeft het moeilijk met het besef dat ze iemand
gedood heeft. K. troost haar. Een tafelgenoot (niet L.) neemt het voor X. op.
Ik vind niet dat ze nu moet janken. ‘Hoe zou jij reageren als je iemand zou
hebben gedood?’ vraagt de tafelgenoot. ‘Ik zou nooit iemand doden,’ antwoord
ik. * (…) * Fietsrit, eerst naar Millay samen met X., en na het middageten naar
Sémelay, alleen. In Sémelay staat een interessante Romaanse kerk. Exterieur
onopvallend, maar de kapitelen in het schip behoren tot de beste die er zijn. Achterin
de kerk staat, naast de deur, een Romaanse doopvont. In het dorpje, tegenover
de kerk, is er een restaurant-traiteur. Verder staan vele huizen leeg, de ramen
en deuren dichtgetimmerd of -gemetst. Van een van de huizen is het raam
ingeslagen. Talrijke voorwerpen in wat een etalage was liggen voor het grijpen.
Geen mens heeft er belangstelling voor. (Vandaag staat in de krant – achter de
betaalmuur – een artikel
over de uitstervende dorpen in Spanje.)