Ik had het eerder al
over het oorlogsverleden van mijn grootvader, hoe hij ook tijdens de Duitse
bezetting overslagmeester bleef voor de Eisdense steenkoolmijn terwijl zijn
vrouw en kinderen naar Frankrijk waren gevlucht. Voor zover ik het nu kan
overzien, was de enige andere schaduw die de Tweede Wereldoorlog over mijn
kindertijd heeft geworpen er in de persoon van Grietje. Het was eigenlijk al
geen slagschaduw meer, het was een zeer verdunde inwerking van een nauwelijks
nog naspeurbare historische werkelijkheid. Ik weet zelfs niet eens of wat ik
mij nu meen te herinneren op feiten berust. Het enige wat ik mij nog herinner,
is dat deze op gezette tijden langskomende en dan ook met de nodige egards aan
de salontafel ontvangen vriendin van mijn moeder in een Lovendegems gezin was
opgegroeid en dat zij daar, ondanks haar toch al gevorderde leeftijd, nog
altijd bij haar ouders woonde in een imposante witte villa langs de steenweg
tussen Eeklo en Gent.
Ik vermoed dat mijn moeder haar vriendin had leren kennen tijdens
haar studie- of opleidingstijd want Grietje had ook iets met de gezondheidszorg
te maken. De kinderpolio had haar stevig te pakken gehad: ik herinner mij haar
kleine gestalte, haar bochel, haar waggelende gang en haar orthopedische
schoenen. Van die schoenen keek ik aanvankelijk niet op want veel te hoge en
onderling verschillende linker- en rechterschoenen, dat had mijn vader ook en
dat vond ik perfect normaal.
Maar wat had dit nu met de oorlog te maken? Ik vermoed dat het
nest waaruit Grietje voortkwam heel erg Vlaamsvoelend moet zijn geweest,
allicht een beetje té. Repressie en epuratie lagen toen ik hier zelf nog maar
enkele jaren rondliep nog vers in het geheugen – de gevolgen ervan waren nog
voelbaar. (Welbeschouwd werken de gevolgen ervan vandaag nog altijd door in de
vaderlandse politiek.) Ik herinner mij niet zoveel van Grietjes regelmatige
bezoeken – zij kwam altijd aantuffen in een voor Vlaamsvoelenden destijds typerende
bleekblauwe Volkswagen. Ik herinner mij wel dat de discussies aan tafel tussen
haar en mijn vader een paar keer hoog oplaaiden. Het ging dan over Vlaanderen
en Vlaams en Frans en Nederlands en België en de Walen en ik begreep er niet
veel van en mijn moeder zal het allicht altijd net op tijd hebben weten te
sussen. Het was iets onbespreekbaars. Vanaf een bepaald, onnaspeurbaar ogenblik
is Grietje niet meer langsgekomen: er moet dan toch onenigheid zijn gerezen. En
ze is ook niet meer gekomen nadat mijn vader was vertrokken – maar dan was ze
misschien al dood, dat weet ik niet.
Wanneer ik aan Grietje terugdenk, zie ik haar wankele stap, en
herinner ik mij ook een – voor mij – erg gênant voorval aan tafel.
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2