dinsdag 7 april 2020

LVO 151



Alles wat met pop en rock-‘n-roll te maken had en dus niet op de consecratie in de thuiscanon kon rekenen, kon in deze omstandigheden enkel in de – zeer vruchtbare – bodem van de clandestiniteit kiemen.

Mijn verzet tegen de intensifiërende beknotting van mijn muzikale voorkeur verliep parallel met het afstand nemen van de kilte die mij omringde. De desintegratie van ons gezin heeft in mijn oren een soundtrack.

Bij het opzoeken van de schaarse toegangswegen tot mijn muziek moest ik mij in verboden zones begeven. Mijn overtreding van de huiselijke bepalingen vond overigens een wonderlijke spiegeling in de wederrechtelijkheid waarmee avonturiers in die jaren van op de Noordzee bijdroegen tot de verspreiding van de Angelsaksische popcultuur. Dat Radio Mi Amigo en Radio Veronica vehikels van kapitalistische indoctrinatie en consumentisme waren, bleef voor de weinig ideologisch gevormde eenling die ik toen was alsnog verhuld achter het door die hyperliberale vrijbuiters kundig opgezette scherm van romantische heroïek. ‘Dat woord “piraat” alleen al. Hun rebelse aura onttrok intussen aan het zicht dat deze zeezenders door en door commerciële projecten waren.’18

De Engelstalige Radio Caroline was reclamevrij en dus grotendeels anarchistisch – of het werd dan toch enkel door de platenfirma’s gesponsord. Deze piraat genoot mijn voorkeur (en legde de basis voor mijn nog altijd erg gebrekkige kennis van het Engels). Hoe vaak heb ik er niet naar liggen luisteren, ’s avonds onder de lakens, wanneer alle lichten al uit waren en mijn moeder op basis van het duister onder mijn deur concludeerde dat ik sliep. Dat luisteren deed ik met behulp van een oortje.

Ik noem het ding dat ik toen in mijn oor propte nu een oortje – ook al raakte die term pas recentelijk door de wielerverslaggeving ingeburgerd. Het ging nog niet om de dubbele, naar de oorschelp gemodelleerde, ronde en eventueel met een verzachtend stofje overtrokken luidsprekerdopjes die je nu nog vaak ziet, maar om één enkele oordop waarin een luidsprekertje zat ingewerkt en die door middel van een draad verbonden was met het in bed meegesmokkelde radiootje dat ik had gewonnen in een wedstrijd van het tv-programma Tip Top – dat was de enige keer dat ik ooit iets gewonnen heb maar het moet gezegd, ik heb nooit veel aan wedstrijden deelgenomen. De oordop bestond uit een korte, ongeveer één centimeter lange cilinder. Aan het uiteinde van deze cilinder stroomde het geluid doorheen een klein gaatje naar buiten en dus in mijn oor. Deze cilindervormige oordop diende in de gehoorgang te worden gepropt, wat niet altijd comfortabel was, zeker niet als je op dat oor ging liggen. En hij was van wit plastic vervaardigd, wat als minder prettige nevenwerking had dat het ding op den duur een bruine aanslag vertoonde.

18 Geert Buelens, De jaren zestig, 774



(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2