voor
deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn
verschenen
24
februari 2018
OMI- EN ANDERE NEUZEN
Ik
was het ei zo na, hoewel ik het mij op weg naar de supermarkt had
voorgenomen, vergeten maar kijk, ik herinnerde me dan toch op tijd,
ik bedoel voor hij volledig weg is en verzonken, de hier volgende
openingszin van een met het oog op blogpublicatie te schrijven
stukje:
De
grootste avonturen in mijn leven worden tegenwoordig aangeleverd door
mijn steeds vaker falende kortetermijngeheugen.
Niet
slecht, hé? – ik vermoed dat hier en daar wel iemands
nieuwsgierigheid zal gewekt zijn, hetgeen hem, of haar natuurlijk,
ertoe zal brengen niet nu al de lectuur te staken.
Herlees
nog even mee met mij:
De
grootste avonturen in mijn leven worden tegenwoordig aangeleverd door
mijn steeds vaker falende kortetermijngeheugen.
Daaronder,
in de subtekst als het ware, schuilt – maar dat hoef ik eigenlijk
helemaal niet uit te leggen voor lezers die goed lezen –
de pregnante mededeling dat ik niets beleef. Maar anderzijds
schuilt er, naast dat pregnante, ook iets navrants in de
mededeling, een aankondiging in zekere zin van nakend of dichterbij
komend onheil. Ja, de zin is zwanger van – hoe zal ik het zeggen op
zulkdanige wijze dat ik het woord ‘onheil’ niet meteen herhaal? –
omineuziteit. (Zegt Van Dale: ‘omineus […] een boos voorteken
inhoudend’ – het heeft dus niets met neuzen te maken. De z betrek
ik uit het gegeven dat de vermeerderende trap van ‘omineus’,
omineuzer dus, met een z wordt geschreven. En betrekken
moet ik in dezen want omineuziteit is natuurlijk een verzonnen
woord.)
Wat
doet mij nu iets zeggen over mijn steeds vaker falende
kortetermijngeheugen en over – een ironie of zelfs cynisme
uitdragend emoticon zou hieraan kunnen worden toegevoegd – de
erdoor veroorzaakte avontuurlijkheid van mijn – jawel, dat hebt u
goed begrepen – nogal geschiedenisloos leven?
Het
volgende. Ik probeer het overzichtelijk te vertellen.
Gisterenavond
vergat ik net niet om op tijd een rekening te betalen. Een nogal
gepeperd bedrag – het ging om het voorschot op het totaalbedrag van
de factuur die werd opgemaakt voor de vervanging van mijn uit de
jaren vijftig daterende en bijgevolg nog enkelglazige ramen. Voor die
betaling, die ik via internetbankieren regelde, had ik mijn bankkaart
nodig. De bankkaart die ik voor ongeveer al mijn inkopen gebruik.
Uiteraard was ik te lui om die bankkaart meteen terug in mijn
portefeuille te stoppen. Ik denk nog: ‘Doe het nu meteen want
morgen moet je naar de Carrefour, enzovoort.’ Maar neen, de
bankkaart bleef gewoon op tafel liggen. Toen ik deze voormiddag
aanstalten maakte om naar de Carrefour te vertrekken, zag ik de kaart
liggen. ‘Dat scheelde geen haar,’ overdacht ik, ‘of ik was hem
vergeten.’ Ik ging nog snel een preventieve plas maken – het is
koud buiten en op mijn leeftijd, enzovoort – en terwijl ik dat
deed, dacht ik nogmaals aan die kaart: ‘Ik mag die kaart niet
vergeten.’ Na de plas zag ik, op mijn weg naar de tafel en mijn
schoenen wat verderop, die ik moest aantrekken om naar buiten te
gaan, op de schoorsteenmantel de enveloppe van de Carrefour staan met
daarin, dat wéét ik, een vel met gepersonaliseerde bonnetjes. Bij
aankoop van dat en dat product, komen er zo- en zoveel
Carrefourpunten bij op je rekening. De bonnetjes zijn
gepersonaliseerd want ze betreffen producten die je, als trouwe
klant, regelmatig aankoopt. Privacy! In mijn geval gaat het
om: gerookte forel, Lu-koekjes, chocolade van Côte d’Or en nog een
paar andere zaken die ik hier aan niemands neus ga hangen. Ik begaf
mij met het bonnetjesvel naar de keuken want daar ligt in een lade de
schaar die ik nodig heb om de bonnen die ik denk te kunnen gebruiken
uit te knippen. Ik keerde terug naar de woonkamer, legde de
uitgeknipte bonnen op tafel en trok mijn schoenen aan. De bankkaart
was ik natuurlijk vergeten, maar terwijl ik mijn jas aantrok, viel
mijn oog er toevallig op en ik prees me gelukkig dat dit alsnog
gebeurde want zo kon ik alsnog de kaart in mijn portefeuille steken.
Wat ik dan ook meteen deed want je weet maar nooit waardoor mijn
aandacht nu weer kon worden afgeleid. Ik nam mijn sleutels en verliet
het pand. Ik stapte te voet naar de Carrefour. Die ligt een halve
kilometer van bij mij thuis, dat is dus een kort wandelingetje.
Halverwege viel het me te binnen dat ik de uitgeknipte bonnen op
tafel had laten liggen. En daar en toen was het ook dat de
openingszin van dit stukje zich aan mij openbaarde.
