Ik aarzel om het woord ‘effect’ te gebruiken. Het klinkt
misschien iets te pejoratief, en dat is zeker niet mijn bedoeling. Maar ik vind
geen ander woord.
De film, 85 minuten, bestaat uit niets anders dan ellenlange
shots – ik schreef bijna ‘ellendig lange’ – van auto’s die passeren of af en
aan rijden, mensen die bij – ‘walk/don’t walk’ – oversteekplaatsen wachten en
dan, jawel, oversteken, gevelrijen die passeren gefilmd uit een rijdende auto,
metrostellen die aankomen en weer vertrekken en de mensen die in- uit die
metrostellen stappen, passagiers in die metrostellen... Elke sequentie duurt
meerdere minuten, soms wel meer dan tien minuten. De film besluit met een
sequentie die daar van afwijkt – daarover straks meer.
Godfrey Reggio toonde met Koyaanisqatsi de grootstad op een andere manier. De stad als
mouvement, als mierenhoop, als dolgedraaide mallemolen vol elkaar kruisende
energiebanen en beweegredenen. Dat was een ander soort onmenselijkheid. Akerman
toont ook veel mensen en beweging, maar zij focust op de eenzaamheid.
De film heeft een bezwerende werking. Eerst zit je, met je
ingepeperde kijkverwachting, op actie te wachten, maar die komt er niet. Toch
geraak je, nog voor de ergernis over de gefrustreerde verwachting zijn intrede kan
doen, in de ban. Je blijft kijken, je begint te focussen op kleuren, kadreringen,
richtingen... Op details. Op hoe de passanten (meestal niet) interageren met de
camera, op spiegelingen, op het geluid.
Een voice-off leest brieven voor die de moeder van op het
thuisfront stuurt. ‘Hoe gaat het daar? Heb je geld genoeg? Ben je al langsgegaan
bij oom Jules (dat zal dan wel Akermans oncle d'Amérique zijn)? We
missen je hier. Sylviane is ziek maar het gaat al beter. We hebben een
kwakkelzomer. Vader doet je de groeten. Waarom schrijf je zo weinig? Heb je de
20 dollar die ik je stuurde goed ontvangen?’ Soms passeert er weer een auto
over de kasseien van de havenstraten in Lower Manhattan of dendert er een metro
voorbij en dan overstemmen deze geluiden de voice-off.
Niemand zegt een woord. In de hele film wordt niets gezegd. We zien honderden mensen, maar niemand spreekt. Eén keer zien we dwars door een stilstaande metrowagon een koppel op het tegenoverliggende perron elkaar kussen, maar dan vertrekt die metro alweer en het koppel is weg: misschien was het wel een hersenschim.
We zien het New York van 1975. Een grauwe stad, veel te
grote auto’s die deinen, spuuglelijke kleren. De typografie, de schreeuwerige
kleuren. Alles ziet er verschillend uit, en het resultaat is één homogene
grauwheid. Er is veel verval. Veel is dichtgespijkerd, vele luiken zijn neergelaten.
Er is veel vergankelijkheid. Tijdens de lange travelling op 10th Avenue staat
de auto met daarin de haaks op de rijrichting filmende camera stil –
waarschijnlijk voor een rood licht maar dat zien we dus niet – naast een
vrachtwagen van de firma Fiebiger. ‘Artisans in Metals’. Het adres staat er ook
bij: ‘476, 10th Avenue’. Ik zoek sporen van deze firma op het internet. Fiebiger
heeft inderdaad bestaan, ze hebben nog meegewerkt aan de restauratie van het
Vrijheidsbeeld. Maar in 1993 is de firma opgehouden te bestaan. Chantal Akerman
overleed vorig jaar.
Akerman filmt hoofdzakelijk in twee richtingen: in de
lengteas van de beweging en, in een hoek van negentig graden daarop, dwars op
de beweging. In deze twee perspectieven herkennen we een commentaar op de
plattegrond van Manhattan, die, zoals we weten, uit een grid bestaat,
een rooster. De landmarks worden niet getoond, er wordt niet in de hoogte
gefilmd, we zien nauwelijks groen en dus ook geen Central Park.
Eén keer wordt hiervan afgeweken: in de slotsequentie. De
camera staat geposteerd op de ferryboot naar Staten Island en maakt zich los
van de terminal aan Battery Park. Voor het eerst na meer dan een uur in
toenemende mate claustrofobisch opgesloten te zijn geweest in het raster van
Manhattan, zowel boven- als ondergronds, maken we ons los van de stad. We zien
steeds meer van de beroemde skyline: de torengebouwen van de financiële wijk
en, jawel, de WTC-Towers, die er toen nog maar een paar jaar stonden. We zien
het water tussen schip en wal, een alsmaar toenemende hoeveelheid water. En
daarboven: de meeuwen. En voor het eerst horen we, nadat we een hele film
niemand in beeld een woord hebben horen zeggen, die meeuwen schreeuwen.
Eenzamer kan een beeld niet zijn. Ik weet niet of de
interpretatie juist is, maar Akerman lijkt te suggereren dat die eenzaamheid
aan haar verblijf in New York een einde heeft gemaakt en dat ze toegeeft aan de
lokroep van thuis, hoe saai en monotoon en weinig uitzicht biedend die lokroep
ook moge geweest zijn.
News From Home is een beklijvende film, die mij zin
doet krijgen om alles van deze cineaste te zien.