De koning liet een gedenkteken op haar graf zetten. Een reusachtige zwartmarmeren olifant met een gouden kroon op zijn kop en een treurig neerhangende slurf. Hij stond tot zijn knieën in het dichte gras, waaronder Maroesja Vesnitskaja uit Kijev, de jonge koningin van Siam lag.
Van die tijd af zag ik steeds wanneer ik op de ijsbaan kwam,
in gedachten de kapelmeester weer voor me die de wals 'Zomer die niet meer
terugkeert' speelde, en Maroesja, die met haar mof de sneeuw van haar gezicht
en wenkbrauwen streek en schaatsen onder had van blauwzwart staal uit de stad
Halifax. Als we de geschiedenis van Maroesja eens aan de brave inwoners van
Halifax konden vertellen! Eerst zou hun mond van stomme verbazing opengevallen
zijn, dan zouden ze rood geworden zijn van verontwaardiging over de hovelingen
en lange tijd hun hoofd geschud hebben, diep bedroefd over de wisselvalligheid
van het menselijk lot.
Konstantin Paustovskij, Verre
jaren, 73-74