donderdag 31 maart 2016

driekleur 238



De herfst was dit jaar bijzonder mooi. De oktoberzon scheen nog heerlijk warm. De tuinen pronkten met hun dorre goudgele bladeren die nog maar nauwelijks afvielen. Wij droegen nog ons zomeruniform.
Wij stroomden de straat op en zagen vlak in de buurt van het langgerekte universiteitsgebouw grote groepen mensen met rode vlaggen staan. Voor de zuilengalerij werden toespraken gehouden. Er klonk hoerageroep, mutsen vlogen door de lucht.
Wij klauterden op het hek van het Nicolaas-plantsoen, riepen eveneens hoera en wierpen onze petten omhoog. Deze bleven in de takken van de kastanjes hangen. Wij schudden aan de bomen en het regende dorre bladeren op ons. Wij lachten en joelden. Op de revers van onze jassen prijkten rode lintjes. Midden in het plantsoen stond de zwartbronzen Nicolaas I met zijn ene been iets voor het andere op zijn voetstuk hooghartig op de wanorde neer te kijken.

Konstantin Paustovskij, Verre jaren, 139-140