zondag 13 maart 2016

vierenvijftig 154


6 maart 2016

zondag

IJKPUNT / ZAMAN

Ik ben geboren in 1961. Daarmee zit ik – uiteraard – veel dichter tegen de Tweede Wereldoorlog aan dan mijn kinderen. Maar er is een ander verschil dat veel ingrijpender is. Ik ben opgegroeid in een analoge en nog grotendeels prepostmoderne wereld – en daarmee bedoel ik dat de relatie tussen beeld en werkelijkheid nog rechtstreeks was, en dat de eenduidigheid en de overgeleverde gezagsstructuren nog niet waren afgebroken. Let op, dit is geen inhoudelijke appreciatie, het is mij om de vaststelling van een formeel verschil te doen. Mijn kinderen zijn opgegroeid in een verwarde, en verwarrende, tijd, maar mijn verwarring is in zekere zin groter want ik heb de overgang meegemaakt van de ene periode naar de volgende – en God, ja, hoe groot is de kloof niet tussen beide!

Deze vaststelling werpt een licht op dat voortdurende ge-vergelijk en dat aanhoudende teruggrijpen naar ‘vroeger’. Ik kan de huidige tijd enkel beoordelen vanuit het tijdsgewricht waarin ik ben opgegroeid en dat, in menig opzicht, totáál anders was.

En kijk, nog maar net heb ik deze gedachte opgeschreven, of ik tref in een recensie van de roman Dijk van H.M. van den Brink de volgende passage aan:

Het aardige is dat Van den Brinks oudemannenboek zich daarmee precies op het terrein begeeft waar een kwarteeuw jongere schrijvers als Niña Weijers, Joost de Vries en Hanna Bervoets rondstruinen. Hun boeken komen steeds weer uit bij de vraag wat er nog echt is in een wereld die zo maakbaar is dat alles een voorstelling kan zijn. Bij de jongeren is de illusie van een ijkpunt allang verdwenen, Van den Brink roept de tijd op waarin het nog bestond. Maar het gemis is hetzelfde.

(H.M. van den Brink, Dijk) ¶

© rr
Het is toch ongelooflijk, hoe weinig reactie de brutale uitschakeling van de vrije pers in Turkije bij ons losmaakt. Ja, als er in Parijs een paar tekenaars die van de Verlichtingsidealen een karikatuur maakten overhoop worden geknald door fanatieke gekken, dan zijn we allemaal – heel terecht – geschokt en roepen we in koor ‘je suis Charlie’. Maar dat is blijkbaar vooral omdat het zich zo dicht bij onze voordeur voordoet, in een culturele omgeving die we de onze noemen. En omdat er onschuldige doden vallen. Niet in de eerste plaats omdat de vrijheid van meningsuiting wordt belaagd want als diezelfde vrijheid in Turkije een fluitje van een cent blijkt waard te zijn voor het regime, dat ondertussen al vele weken elke dag méér Koerden en onschuldige Syriërs doodbombardeert dan er op die Parijse redactie die ene keer zijn neergeknald – dan, ja dan geven we niet thuis. We hebben die Turken immers nodig om de vluchtelingen tegen te houden, om de oliedoorvoer te garanderen, om een rol te blijven spelen als NATO-springplank naar het Midden-Oosten. De geopolitieke belangen halen het op de morele verontwaardiging.

Daarom zeg ik, et je persiste, ‘Je suis Zaman’.