6 maart 2016
zondag
IJKPUNT / ZAMAN
Ik ben geboren in 1961. Daarmee zit ik – uiteraard – veel dichter
tegen de Tweede Wereldoorlog aan dan mijn kinderen. Maar er is een ander
verschil dat veel ingrijpender is. Ik ben opgegroeid in een analoge en nog
grotendeels prepostmoderne wereld – en daarmee bedoel ik dat de relatie tussen
beeld en werkelijkheid nog rechtstreeks was, en dat de eenduidigheid en de
overgeleverde gezagsstructuren nog niet waren afgebroken. Let op, dit is geen
inhoudelijke appreciatie, het is mij om de vaststelling van een formeel verschil te doen. Mijn kinderen
zijn opgegroeid in een verwarde, en verwarrende, tijd, maar mijn verwarring is
in zekere zin groter want ik heb de overgang meegemaakt van de ene periode naar
de volgende – en God, ja, hoe groot is de kloof niet tussen beide!
Deze vaststelling werpt een licht op dat voortdurende
ge-vergelijk en dat aanhoudende teruggrijpen naar ‘vroeger’. Ik kan de huidige tijd
enkel beoordelen vanuit het tijdsgewricht waarin ik ben opgegroeid en dat, in
menig opzicht, totáál anders was.
En kijk, nog maar net heb ik deze gedachte opgeschreven, of
ik tref in een recensie
van de roman Dijk van H.M. van den
Brink de volgende passage aan:
Het aardige is dat Van den Brinks
oudemannenboek zich daarmee precies op het terrein begeeft waar een kwarteeuw
jongere schrijvers als Niña Weijers, Joost de Vries en Hanna Bervoets
rondstruinen. Hun boeken komen steeds weer uit bij de vraag wat er nog echt is
in een wereld die zo maakbaar is dat alles een voorstelling kan zijn. Bij de
jongeren is de illusie van een ijkpunt allang verdwenen, Van den Brink roept de
tijd op waarin het nog bestond. Maar het gemis is hetzelfde.
(H.M. van den Brink, Dijk)
¶
© rr |
Het is toch ongelooflijk, hoe weinig reactie de brutale
uitschakeling van de vrije pers in Turkije bij ons losmaakt. Ja, als er in
Parijs een paar tekenaars die van de Verlichtingsidealen een karikatuur maakten
overhoop worden geknald door fanatieke gekken, dan zijn we allemaal – heel
terecht – geschokt en roepen we in koor ‘je suis Charlie’. Maar dat is
blijkbaar vooral omdat het zich zo dicht bij onze voordeur voordoet, in een
culturele omgeving die we de onze noemen. En omdat er onschuldige doden vallen.
Niet in de eerste plaats omdat de vrijheid van meningsuiting wordt belaagd want
als diezelfde vrijheid in Turkije een fluitje van een cent blijkt waard te zijn
voor het regime, dat ondertussen al vele weken elke dag méér Koerden en onschuldige
Syriërs doodbombardeert dan er op die Parijse redactie die ene keer zijn neergeknald
– dan, ja dan geven we niet thuis. We hebben die Turken immers nodig om de
vluchtelingen tegen te houden, om de oliedoorvoer te garanderen, om een rol te
blijven spelen als NATO-springplank naar het Midden-Oosten. De geopolitieke
belangen halen het op de morele verontwaardiging.