9 maart 2016
woensdag
HINEININTERPRETIERUNG
© rr |
Indien ze het niet had gedaan, ja, hoe zou de geschiedenis
dan hebben geoordeeld? Over hem, de man die achterbleef, over zijn poëzie, over
háár poëzie? De gedichten zijn niet autonoom maar krijgen hun betekenis in het
licht van wat er een immense schaduw over geworpen heeft. Hineininterpretierung.
Zijn hele leven na februari 1963 lijkt Ted Hughes daarmee
gevochten te hebben. Het was tussen haakjes een zeer terechte – en moedige! –
onderneming die Connie Palmen zich onlangs met Jij zegt het getroostte: hem te rehabiliteren.
Natuurlijk was het niet zo fraai dat Ted Hughes zijn ooit
aanbeden Sylvia, wier ziekte hij kénde, mét twee kinderen én haar onbeheersbare
manieën achterliet. Maar daarom had ze nog haar kop niet in de oven moeten
steken en de gas opendraaien! Zij doodde trouwens, zoals dat met
zelfmoordenaars meestal gaat, niet alleen zichzelf.
(En dat is niet alles. Ook de vrouw voor wie hij Sylvia had verlaten,
zou later een wanhoopsdaad begaan, waarbij ze ook nog eens haar kind met zich
meenam. En ook Teds zoon, uit zijn huwelijk met Sylvia Plath, zou zichzelf van
het leven beroven – maar dat gebeurde pas veel later, toen hij er zelf al niet
meer was.)
Stel dat ze het niet had gedaan. Hoe zou ‘de geschiedenis’
dan hebben geoordeeld?
Dit kan een les zijn: probeer de gebeurtenissen altijd op
zichzelf te beoordelen. Laat die beoordeling niet interfereren met zaken die alleen
maar lijken uit die gebeurtenissen te
zijn voortgekomen.
In sommige van zijn brieven heeft Ted Hughes het hierover.
En hij toont ons ook hoe hij omgaat met pijn. (Nu ja, ‘ons’? Die brieven zijn
uiteraard niet voor ‘ons’ geschreven. Ook daarmee moet de lezer van Ik wil nooit vergeven worden altijd
rekening houden.) De enige weg is: werken. Zich onverdroten in projecten
storten. En bij Hughes zijn dat – naast vissen en agrarische ondernemingen –
vooral literaire, poëtische projecten.
De poëzie heelt de pijn. Dat is, of lijkt te zijn, haar zin,
haar betekenis. Ted Hughes gelooft dat poëzie troost. ‘[Poëtisch talent is] een
vermogen om dat gecompliceerde proces uit te drukken waarin we smart – onze
eigen of die van anderen wier gevoelens we kunnen delen – lokaliseren en
trachten te genezen. Met andere woorden, de diepste geest van de poëzie is in
feite, in ieder vastgelegd geval, de stem van de pijn – en het fysieke lichaam
van de poëzie, om het maar zo te noemen, is de behandeling waardoor de dichter
die pijn tracht te verzoenen met de wereld.’ (372-373) Dat schrijft Hughes in
een brief aan bisschop Ross Hook, waarin hij het onder meer heeft over de rol
die poëzie kan spelen in de liturgie. En in min of meer dezelfde periode (1984,
Hughes is dan 54) benadert hij poëzie,
eigenlijk kunst in het algemeen, op een meer fysiologische manier. Hij heeft
het over de ‘fysieke reactie van het lichaam op stress’. Waar die fysieke
reactie niet voldoet, kan het intellect of de kunst zijn werk doen. ‘Bijna alle
kunst is een poging van iemand die ongebruikelijk zwaar getroffen is (maar
bijna iedereen is zwaar getroffen) en ook ongebruikelijk slecht toegerust is om
zich innerlijk tegen zo’n trauma te verdedigen, om een soort modus vivendi te
improviseren (…) alle kunst probeert een narcoticum te zijn en tegelijkertijd
een genezingssessie (…)’ (382-383) Ongebruikelijk
slecht toegerust: Hughes suggereert dat kunst het antwoord is van wie op
een fysiologisch niveau er niet in slaagt om op een natuurlijkere wijze te
genezen. Kunst als gevolg van ziekte. Of juister: als symptoom. Maar hoe dan
ook: kunst als pijnstiller of trauma- of stress-antidotum. Kunst als troost of
genezing. (Ted Hughes, Ik wil nooit
vergeven worden) ¶