donderdag 10 maart 2016

vierenvijftig 151


3 maart 2016

donderdag

DIJK

© rr
Ik kende H.M van den Brink niet. Ergens moet ik een lovende recensie hebben gezien, maar het kan ook de aantrekkelijke vormgeving van het boek zijn geweest die mij over de streep heeft getrokken om Dijk te lezen.

Het enige bezwaar dat ik tegen deze korte roman kan inbrengen is de al te nadrukkelijke structurering. Dat geeft het verhaal een didactische kwaliteit – en dat is nu niet meteen wat je van een roman verwacht. Integendeel zelfs.

Maar goed, Dijk is zeker de moeite van het lezen waard: Van den Brink hééft het over iets en dat is al heel wat.

Dijk is een man met een schimmig oorlogsverleden in de familie. In 1961 begint hij samen met de ik-figuur, die naamloos blijft, aan een carrière in de Rijksdienst voor het IJkwezen. Deze instelling houdt zich bezig met het ijken van maten en gewichten en met de controle op allerlei meettoestellen overal te lande: gasmeters, weegschalen en weegbruggen, benzinepompen, enzovoort. Op het bureau in een oud gebouw aan een Amsterdamse gracht wordt er getypt en gestempeld en gerookt. Aan het eind van Dijks loopbaan wordt de ik-figuur belast met het schrijven van een door de directrice van het inmiddels geprivatiseerde en van de Engelse naam BV Metricfact voorziene ijkbureau voor te lezen biografie. Hij moet daartoe in de archieven duiken. Dijk zelf komt echter op het voor hem aangerichte feestje in de cleane inkomhal van het nieuwe gebouw buiten de stad niet opdagen. Neem alvast een kaasje of een stukje salami, zegt de directrice – en zij spreekt de laudatio toch uit.

Dijk gaat over de verandering die de wereld ondergaat. De standaarden van meter en kilo worden behoed voor de geringste invloed van buitenaf, maar in dat buitenaf is alles even vluchtig als de wolken die voorbijdrijven boven de glazen koepel die de inkomhal overdekt. De manieren van handeldrijven, de omgangsvormen, de gezagsverhoudingen: zowat alles verandert in die veertig jaar.

Niet toevallig speelt – op de achtergrond, als het ware in zijn nawerkingen – de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol in dit verhaal. Van den Brink lijkt te suggereren dat met die oorlog de laatste zekerheden zijn weggevallen. De wereld werd postmodern, de tijd van de eenduidige waarheid was definitief voorbij, het contract was verbroken.

Deze vaststelling past perfect bij het gegeven dat zelfs de vast gewaande ijkpunten niet langer voor wisselvalligheid kunnen worden behoed. Nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen zorgen voor andere, minder tastbare en verifieerbare definities.

Daarmee trekt Van den Brink zijn verhaal open tot veel méér dan een psychologische studie van een wat wereldvreemde ambtenaar en een sociologische schets van het fenomeen dat mensen die vreemd voor elkaar zijn zeer lange tijd met elkaar samenwerken – en vreemd voor elkaar blijven. Gaat Van den Brink Het Bureau van J.J. Voskuil achterna? Het zou mogelijk zijn geweest. Maar neen, H.M. van den Brink levert met Dijk een metafoor voor een veel veelomvattender iets: niets minder dan de snel veranderende wereld en de teloorgang van een houvast biedend waarheidsbegrip. Dijk wordt zo een meditatie over de – zogenaamde – vooruitgang. ¶