zondag 31 maart 2019

facebookbericht 1169

Gilbert Decouvreur deelt een tekst over Brugge:

BRUGGE.
Ik herinner mij nog goed hoe ik met moeder als 11-jarige knaap voor het eerst naar Brugge reisde; een paar uren te voet, over de oude heirweg, die bijna onafgebroken door de laatste slierten van onze Houtlandse bossen snijdt.
Wij waren reeds voor haan en zon op weg. Eerst baden we wat. Daarna vertelde moeder over de hofsteden langs de weg, over Zedelgem en Ratte Vyncke, over de moordenaarsduiker, over haar vader die in zijn beste tijd op Heilig Bloeddag over diezelfde weg naar Brugge stapte, met een paar hardgekookte eieren en wat koekeboterhammen op zak, om toch een plaatsje te hebben in de kathedraal, om weer dat donderen en bliksemen van orgel en violen te horen, iets waarover hij graag vertelde.
Met moeder was de lange weg eerder kort. Ik zal nooit vergeten hoe mijn moeder plots zei : 'Pas op, jongen, seffens zal je Brugge zien!' Brugge !
Als kinderen gingen onze wijzende vingeren vaak naar de drie schone torens op de horizon. Nu stonden ze daar ECHT en KLAAR voor mij uitgetekend achter de schuine lijnen van een boomgordijn. Er vielen herfstbladeren uit de popels; een boer, als weggezonken in de diepe voor van zijn winterland, was naarstig aan 't zeeuwen en een troep kraanvogels kwam uit het noorden gezeild.
In deze omlijsting lag Brugge daar te baden in het rijpe herfstlicht, zo edel en zo schoon als op de retabels en de gravuren van oude meesters. Die heirweg heeft heel mijn jeugd betinteld.Later ben ik er steeds naar teruggekeerd.

F. R. Boschvogel.
Jeugdboekengids 1963.

Prachtige tekst van Boschvogel. Het strookt met wat ik zelf eens heb ervaren tijdens een van mijn fietsritjes rond of in de buurt van Brugge. Vanop een bepaald punt niet ver van Vivekapelle, het gehucht dat halverwege tussen Sint-Kruis en Moerkerke, Sijsele en Damme ligt, keek ik naar het westen en zag een strook met alleen maar weiden en ginds in de verte de drie torens. En toen dacht ik: hoe overweldigend moet het niet geweest zijn voor een negentiende-eeuwer, of verder nog, een middeleeuwer, om in de verte die torens te zien. Welk een indruk moet dat niet gemaakt hebben! Bedankt om die mooie tekst te delen, Gilbert! Nog een prettige zondag!

Rentes de Carvalho, Portugal Een gids voor vrienden

september 1991


‘Veel toeristen zijn mijn vrienden niet’

In de rubriek reisgidsliteratuur over Portugal kun je sedert mei 1989 in het Nederlandse taalgebied niet meer naast Rentes de Carvalho kijken. In de inleiding van Portugal. Een gids voor vrienden verklaart Rentes de Carvalho zich nader: ‘Dit is geen gids voor toeristen.’ Het is een gids ‘voor hen die beseffen dat het doordringen in andermans intimiteit – of dat nu een huis is of een land – terughoudendheid vereist, bescheidenheid, eerbied voor andere zeden en gewoonten en het respecteren van een aantal formaliteiten’.

Het verraderlijke is natuurlijk dat het slag mensen dat Rentes de Carvalho ‘toeristen’ noemt uit zichzelf geen interesse heeft voor dit soort boekwerken, terwijl zijn ‘vrienden’ zich maar matig geflatteerd zullen voelen, wanneer ze aan den lijve ondervinden dat het toerisme ook in Portugal inmiddels zo massaal en zo nietsontziend geworden is dat er maar weinig kans overblijft dat hun respectvolle bezoek door de plaatselijke bevolking als dusdanig erkend zal worden. Met andere woorden: het door de auteur gemaakte onderscheid tussen ‘toeristen’ en ‘vrienden’ bestaat enkel nog in theorie; de ondertitel en de inleiding van de gids vormen samen niets anders dan een spitsvondige introductio ad captandam benevolentiam. (Wat niet wegneemt dat het onderscheid moet blijven gemaakt worden.)

Maar goed. Is dit een degelijke, een bruikbare gids? Op het eerste gezicht – voor de afreis –biedt Portugal. Een gids voor vrienden een gegevensbank aan informatie. Algemene wetenswaardigheden staan in een eerste hoofdstuk gerangschikt onder de rubrieken ‘kleding’ (‘Carnaval is het alleen in februari, Portugal is Hawaii niet’), ‘eten en drinken’ (‘Drink wijn’), ‘armoede’, ‘milieuvervuiling’, ‘taal’ etc. Dan volgt een beknopte historische schets (met een uitgebreide chronologische tabel) en een vocabularium, waarin culinaire finesses als carapau (‘horsmakreel’), esparregado (‘puree van groene kool’) enperu (‘kalkoen’) niet ontbreken. Het is alleen jammer dat de woordenlijst van het Portugees naar het Nederlands voert; het omgekeerde kan minstens even nuttig zijn. Daarop volgt een vrij oppervlakkig stukje over Portugese literatuur waarin nagenoeg alles wat maar enigszins recent is, wordt doodgezwegen. Er volgt nog een stukje over de fado, ‘de muzikale uitdrukking van de saudade, het zeer Portugese en onbeschrijflijke levensgevoel van nostalgie, ontevredenheid, het willen van iets totaals, tegelijk opluchting en droefenis vanwege de pijn en de liefde die geweest zijn, die nog komen moet en die nooit zullen komen’.

Zoveel is duidelijk: dit is geen neutrale, objectieve gids; Rentes de Carvalho doet zijn best om zijn eigenzinnige, soms wat belerende kijk op zijn land stijlvol en met (een aristocratisch aandoende) humor neer te schrijven. Daarom alleen al is dit een bijzondere reisgids.

De volgende 325 bladzijden van het boek worden ingenomen door een afdeling ‘routes’. Rentes stelt autotrajecten voor en wandelingen langs tal van bezienswaardigheden, en hij lardeert zijn beschrijvingen met sappige historische anekdotes, nuttige tips en puntige opmerkingen.

We hebben de voorbereiding achter de rug en treden volop in de fase van het gebruik. Heel vlug blijkt dat de gids onhandig is. Hij is te zwaar om mee te sleuren op de erin voorgestelde wandelingen. Bovendien zijn de te schaars opgenomen stadsplattegronden zeer ontoereikend. Dus moet je naast de gids nog een hand vrijhouden voor een kaart. Wat het inhoudelijke betreft, daar kan de gebruiker (met vermoeide pols) alleen ter plekke ondervinden in hoever re de overvloedige informatie met de werkelijkheid overeenstemt. Wie de proef op de som neemt, komt tot merkwaardige vaststellingen. 

Enkele voorbeelden. De vroegere refter van het klooster van Batalha is geen ‘militair museum’; er is alleen maar een collectie bric-a-brac en bibelots te zien, ‘geschenken’ die door buitenlandse delegaties bij hun bezoek aan Portugal aan de onbekende soldaat werden aangeboden. Wie de ‘schitterende Jugendstilhuizen’ in Caldas da Rainha na lang zoeken gevonden heeft, komt bedrogen uit. Minder een kwestie van smaak is de ergernis die je overvalt als je in dezelfde stad aan het zoeken bent naar de Capela de Sao Sebastiao – de enige plaatsaanduiding die Rentes geeft is: ‘in de stad’. Gelukkig zijn we niet in Lissabon, waar de Basilica da Estrela staat. In die kerk bevindt het mausoleum van Koningin Maria I zich niet ‘links’, maar rechts van de hoofdkapel. Minder bijkomstig is dat het Museu Nacional de Arte Antiga niet, zoals Rentes zegt, ‘het belangrijkste museum van Portugal’ is. Die kwalificatie zou meer op zijn plaats zijn in de (in verhouding) veel te korte paragraaf die gewijd is aan het museum van de Stichting Calouste Gulbenkian. Van de Casa dos Bicos – eveneens in Lissabon – werd alleen de voorgevel in zijn oorspronkelijke staat hersteld en niet, zoals in de Gids voor vrienden staat, het hele gebouw. Enzovoort.

Rentes de Carvalho heeft er de voorkeur aan gegeven véél informatie te geven. Die is uiteraard heel dikwijls nuttig en leerzaam, maar wordt te zeer ontsierd door onnauwkeurigheden. Storend is ook dat nergens een onderscheid wordt aangebracht tussen het bijkomstige en datgene wat ‘niet te missen’ is. Nergens neemt de auteur de moeite zijn bronnen te vermelden. De gids van Rentes de Carvalho is, mede dankzij het uitgebreide registerapparaat, een vooraf in te kijken naslagwerk over Portugal. Als reisgezel kan het boek niet lang zijn misbaarheid verhullen. (Tenzij u misschien bevriend bent met de auteur.)

J. Rentes de Carvalho, Portugal Een gids voor vrienden, De Arbeiderspers, 390 blz. 990 BEF. 


Deze tekst verscheen in het juninummer 1991 van Kunst & Cultuur, het inmiddels ter ziele gegane tijdschrift van wat toen nog het Paleis voor Schone Kunsten heette, nu Bozar.