maandag 25 maart 2019

Het dubbele eerherstel van Modigliani’s vriend

Ik had in 1991 een gesprek met Margarida Acciaioli, die naar aanleiding van Europalia Portugal in Brussel een overzichtstentoonstelling van de Portugese schilder Amadeo de Souza-Cardoso (1887-1918) organiseerde.


Portret van Francisco Cardoso, 1912
‘De tentoonstelling in Brussel moet de proef op de som worden. Het is na Parijs 1958 de eerste echte overzichtstentoonstelling van Amadeo de Souza-Cardoso in het buitenland. Nu zal blijken of hij werkelijk een belangrijk kunstenaar geweest is.’ Margarida Acciaioli spreekt met grote toewijding over haar kunstenaar. Het mag, het zal niet mislukken. Deze tentoonstelling, mede door haar georganiseerd, is zeer belangrijk.

En toch: al tijdens zijn korte leven – hij stierf in 1918 op 31-jarige leeftijd – was Amadeo een gevierd kunstenaar. In Parijs vond hij een veel betere uitvalsbasis dan het verre Portugal hem ooit had kunnen bieden. Hij werkte er samen met zijn vriend Modigliani. Hij nam deel aan belangrijke groepstentoonstellingen: het Salon des Independants (Parijs, 1912); de Armory Show van 1913 in New York; een tentoonstelling samen met Picasso en Bracque in Berlijn (Der Sturm, eveneens in 1913). In Portugal geraakte hij slechts op het eind van zijn leven bekend. Maar geliefd was hij er nooit. Tenzij nu, stilaan.

Amadeo de Souza-Cardoso verliet zijn land al op 19-jarige leeftijd, in 1906. Zijn werk viel buiten de gangbare academische nonnen. De Portugese schilderkunst zou zich nog lange tijd spiegelen aan een gemakkelijke, bucolische stilte. Er heerste een onoverkomelijk anachronisme. De Portugese schilders lieten zich leiden door ‘een excessief sentimentalisme dat soms aan het belachelijke grensde’ (Bernardo Frey Pinto de Almeido in Breve introdução à historia da pintura portuguesa do sec xx, 1985).

Kapel op de berg, 1912
De bucolische schildersschool, waarvan José Malhoa de belangrijkste exponent was, zou in Portugal nog heel lang meegaan. Bij het uitbreken van de oorlog keert Amadeo terug naar het landgoed van zijn ouders in het noorden van Portugal, nabij Amarante. Hij zal er de rest van zijn leven onbegrepen en koppig voortwerken. In 1915 heeft hij een belangrijke ontmoeting met het uit Frankrijk gevluchte echtpaar Delaunay. In 1916 wordt hij opgemerkt door de groep rond het ‘futuristische’ tijdschrift Orpheu, meer bepaald door Almada Negreiros die hem ‘de eerste ontdekking van de twintigste eeuw in Portugal’ noemt. Tentoonstellingen in Porto en Lissabon worden door de pers afgebroken en door het publiek genegeerd. Twee jaar later sterft Amadeo, veel te vroeg. Zijn talent en belang voor de moderne schilderkunst worden op dat ogenblik enkel in het buitenland en door enkele Portugese intellectuelen erkend. De vroegtijdige dood van nog enkele andere Orpheu-leden en het vertrek van Almada Negreiros, die op zijn beurt naar het betere culturele klimaat van Parijs afreist, maken een eind aan die enkele jaren van artistiek-intellectuele bloei: wellicht de enige periode in deze [twintigste] eeuw dat Portugal echt eigentijds was. Fernando Pessoa zou kort daarop de invloed van de futuristische beweging op het Portugese leven ironisch omschrijven als zijnde ‘onbestaande, aangezien er geen Portugees leven was’! Het anachronisme zet zich verder. Amadeo wordt in zijn land vergeten.

Zonder titel, 1917
Amadeo de Souza-Cardoso omschrijven als een ‘futurist’ is ontoereikend. Hij had ook kubistische en abstracte periodes. Bernardo Frey Pinto de Almeido: ‘Europees gezien was Amadeo een van de belangrijkste abstracte schilders, misschien zelfs een voorloper. Wat dat betreft blijft de complexiteit en de rijkdom van Amadeo’s kunst een bron van verwondering voor eenieder die zich inlaat met het avontuur van de moderne kunst.’

Tijdens de jaren van zijn gedwongen ballingschap in eigen land produceerde Amadeo de Souza-Cardoso een hevig expressionisme. Hij evolueerde, ondanks zijn volkomen isolement, naar een stijl die, ‘zonder dat hij het zich realiseerde, in vorm en principes de stijl benaderde die later onder de benaming dadaïsme bekend zou worden’ (Bernardo Frey Pinto de Almeido). Werpt dit feit geen interessant licht op de ‘noodwendigheid’ van bepaalde evoluties in de moderne kunst?

Pas op het eind van de jaren vijftig wordt Amadeo in Portugal terug opgevist. Dit gebeurt slechts na de tentoonstelling in Parijs van de door zijn weduwe al die tijd bewaarde werken. We zijn inmiddels alweer meer dan dertig jaar verder en het omgekeerde lijkt zich te hebben voorgedaan: nu wordt Amadeo gewaardeerd in Portugal, maar hij is grotendeels vergeten in Europa.

Misschien draagt Europalia bij tot een nieuwe rechtzetting. 


Deze tekst verscheen in het septembernummer 1991 van Kunst & Cultuur, het inmiddels ter ziele gegane tijdschrift van wat toen nog het Paleis voor Schone Kunsten heette, nu Bozar.