En toen zij eindelijk buiten adem tot stilstand waren
gekomen, zeide zij een weinig hijgend dat hij leek op een met miljoenen
lichtende kaarsen en gele bollen versierde kerstboom (zoals men die in Rusland
heeft); iets stralends; waarvan het schijnsel makkelijk een hele straat kan
verlichten; (zo ongeveer zou men haar woorden kunnen vertalen), want zoals hij
daar stond met zijn blozende wangen, zijn donkere krullen en zijn zwart met
rode cape scheen hij te gloeien, de glans te verspreiden van een lamp die in
zijn diepste wezen was ontstoken.
Virginia Woolf, Orlando,
49