Er zijn spiraalsgewijs opgetaste gebraden kippenborsten,
zwart gevlekt, hier en daar glimmend geel, met een prikkertje erin rond een
kommetje satésaus geschikt. Er zijn kleine uientaartjes. Er zijn gestoomde
garnalen en glinsterende, helderrode blokjes rauwe tonijn met likjes
wasabisaus; er zijn donkere driehoekjes geroosterde aubergine, en ronde
volkorensandwiches, andijviebladeren die aan het einde bescheiden met een
mengsel van geitenkaas en gehakte walnoten zijn besmeerd.
Michael Cunningham, De
uren, 212