Pretentieloos rijg ik wat 
woorden aaneen in de maat 
van twee keer zeven letter-
grepen, en dat vijf strofen 
lang. En passant ontstaan vier 
witregels. Vanzelf: daar moet 
ik niets voor tellen of ver-
zinnen. Ooit maak ik bundels, 
en steek er de haard mee aan.
 
