Nu moet u mij geloven.
Mijn interesse ging bij het maken van deze foto eerst
en uitsluitend uit naar het feit dat ik hier de idee kon vastsleggen dat steden
voortdurend veranderen en vervellen en op den duur een mikmak vormen van asynchroon
tot stand gekomen gebouwen uit verschillende periodes en van verschillende
types, stukken braakliggend terrein, schuttingen en wachtgevels, in de wind
flapperende zeilen enzovoort. Ik vind dat als fotograaf interessant materiaal.
Niet meteen het klassieke idee van schoonheid maar toch… interessant. Soms
levert het iets op, bijvoorbeeld een compositie van kleurvlakken en
perspectieven waarop vanalles te zien is, dus waarom niet kadreren en
afdrukken. Als je er gratis en voor niets een passant mee op kunt zetten, des
te beter: die zorgt voor schaal en leven.
Maar dan, opeens, zet die hond die door die passant
uit wandelen wordt gelaten, zich te kakken. Een hond kakt op het trottoir.
Meteen krijgt de foto een andere dimensie, voorwaar. Er ontstaat een zeker, nu
ja, ongemak. Gêne ook. Want een hond die kakt op het trottoir, daar hoort een baasje
bij met een plastic hondenpoepzakje in de aanslag. En is dit hier het geval? Zal
baasje zijn plicht doen, zoals het baasje betaamt? Wie zal het zeggen.
Nu komt het punt waarop u mij moet geloven. Indien ik op
tijd had gezien dat die hond zich te kakken zette, zou ik niet hebben
afgedrukt. Kakkende honden interesseren mij niet, namelijk. Kon ik het helpen
dat de passant een anekdote werd.
Blankenberge –
081004