maandag 18 maart 2019

van Dale 376-380

376 en 377
Bijna alle booien droegen al drie of vier baaien onderrokken hoewel het nog maar augustus was.
Virginia Woolf, Orlando, 212

booi (de, meestal mv.; -en) bode (5) (zie ald.)
bode (de (m.); -n of -s) 5 (veroud.) (meestal mv.) mannelijke of vrouwelijke huisbediende, vr. bodin, var. booi: boden (booien) houden; daar is booi baas, de ondergeschikten regeren daar, het is daar de omgekeerde wereld
1baaien (bn.) van baai gemaakt: m’n wiegie was een stijfselkissie, m’n deken was een baaien rok
1baai (het & de (m.)) 1 (g.mv.) (stofn.) dik en grof wollen weefsel, op molton lijkend flanel, waarvan onderkleren, vrouwenrokken, hemden worden gemaakt

378
Toen begon zij de vlek met vleugels en ‘coteletten’ te versieren, tot deze uitgroeide tot een rondkopig monster, een kruising tussen een kalong en een kangoeroe.
Virginia Woolf, Orlando, 216

kalong (de (m.); -s) (in Ind.) een grote soort van vleermuis zonder staart ( Pteropus vampyrus), syn. vliegende hond

379
Haar met pleureusen getooide hoed was de speelbal van het lichtste briesje.
Virginia Woolf, Orlando, 222

pleureuse /plørøzə/ (de (v.); -s of -n) 3 (struis)veer met kunstmatig verlengde baarden (op dameshoeden)

380
(…) het zeggen van zulke saaie prozaïsche dingen als hoe men een struif moet klaarmaken of waar men in Londen de beste laarzen kan krijgen (…)
Virginia Woolf, Orlando, 229

struif (de; struiven) 2 eiergebak, omelet: (spr.) men moet geen struif om een ei bederven, men moet niet al te karig zijn, anders komt men bedrogen uit