Bijna alle booien
droegen al drie of vier baaien onderrokken
hoewel het nog maar augustus was.
Virginia Woolf, Orlando,
212
booi (de, meestal
mv.; -en) bode (5) (zie ald.)
bode (de (m.); -n
of -s) 5 (veroud.) (meestal mv.)
mannelijke of vrouwelijke huisbediende, vr. bodin,
var. booi: boden (booien) houden; daar is
booi baas, de ondergeschikten regeren daar, het is daar de omgekeerde
wereld
1baaien (bn.)
van baai gemaakt: m’n wiegie was een stijfselkissie, m’n deken
was een baaien rok
1baai (het & de (m.)) 1 (g.mv.) (stofn.) dik en grof wollen weefsel, op molton lijkend
flanel, waarvan onderkleren, vrouwenrokken, hemden worden gemaakt
378
Toen begon zij de vlek met vleugels en ‘coteletten’ te
versieren, tot deze uitgroeide tot een rondkopig monster, een kruising tussen
een kalong en een kangoeroe.
Virginia Woolf, Orlando,
216
kalong (de (m.);
-s) (in Ind.) een grote soort van vleermuis zonder staart ( Pteropus vampyrus), syn. vliegende
hond
379
Haar met pleureusen getooide
hoed was de speelbal van het lichtste briesje.
Virginia Woolf, Orlando,
222
pleureuse /plørøzə/
(de (v.); -s of -n) 3 (struis)veer
met kunstmatig verlengde baarden (op dameshoeden)
380
(…) het zeggen van zulke saaie prozaïsche dingen als hoe men
een struif moet klaarmaken of waar
men in Londen de beste laarzen kan krijgen (…)
Virginia Woolf, Orlando,
229
struif (de;
struiven) 2 eiergebak, omelet:
(spr.) men moet geen struif om een ei
bederven, men moet niet al te karig zijn, anders komt men bedrogen uit