woensdag 20 maart 2019

van Dale 381-385


381
Lege barouchets en landauers reden voortdurend de High Street op en neer.
Virginia Woolf, Orlando, 231

barouchet /baruʃƐt/ (de; -ten) licht twee- of vierwielig luxerijtuig, waarbij de koetsier op een hoge bok zit

382
Weldra kwamen de izabelkleurige pony’s van de Koningin langs de oprijlaan aangedraafd met het bevel dat Orlando nog diezelfde avond op Windsor Castle moest komen dineren en er overnachten.
Virginia Woolf, Orlando, 232

1izabel (bn.) (veroud.) een kleur hebbend die bestaat uit een mengeling van geel en wit, maar waarin geel de overhand heeft

383 en 384
(…) we hebben net de topgiek van de bazaan gestreken (…)
Virginia Woolf, Orlando, 233

²giek (de (m.); -en) 1 (op binnenvaartuigen) spier1 (5) om een zeil aan uit te zetten, m.n. het grootzeil of de bezaan, var. gijk 2 keertouw waarmee men de bakspier dwars buiten het schip zet, var. gijk
1spier (de; -en; -tje) 5 (zeew.) het topeinde van juffers; rondhout dat op kleine schepen tot mast en op grotere tot ra of steng dient
juffer (de (v.); -s of -en; -tje) 10 (scheepst.) blok met inkeping en drie of vier gaten, waardoor de talrepen lopen
talreep (de (m.)) (scheepst.) touw dat dient om een touw, stag of hoofdtouw te spannen
1bazaan (het; g.mv.) bezaan1 (zie ald.)
1bezaan (de; bezanen) (zeilv.) het achterste gaffelzeil op een driemaster, zeil aan de bezaansmast: de bezaan op haar gat zetten, de schoot sterk aanhalen

385
Eindelijk verscheen ook Mr Dupper die, krampachtig de uiteinden van zijn cingel vastgrijpend vroeg waar het gebedenboek was.
Virginia Woolf, Orlando, 236

cingulum /sınɡylʏm/ (het; cingula) 1 wit koord om de albe van een priester