Lege barouchets
en landauers reden voortdurend de High Street op en neer.
Virginia Woolf, Orlando,
231
barouchet /baruʃƐt/ (de; -ten) licht twee- of
vierwielig luxerijtuig, waarbij de koetsier op een hoge bok zit
382
Weldra kwamen de izabelkleurige
pony’s van de Koningin langs de oprijlaan aangedraafd met het bevel dat Orlando
nog diezelfde avond op Windsor Castle moest komen dineren en er overnachten.
Virginia Woolf, Orlando,
232
1izabel
(bn.) (veroud.) een kleur hebbend die bestaat uit een mengeling van geel en
wit, maar waarin geel de overhand heeft
383 en 384
(…) we hebben net de topgiek
van de bazaan gestreken (…)
Virginia Woolf, Orlando,
233
²giek (de (m.);
-en) 1 (op binnenvaartuigen) spier1 (5) om een zeil aan
uit te zetten, m.n. het grootzeil of de bezaan, var. gijk 2 keertouw waarmee
men de bakspier dwars buiten het schip zet, var. gijk
1spier (de;
-en; -tje) 5 (zeew.) het topeinde
van juffers; rondhout dat op kleine
schepen tot mast en op grotere tot ra of steng dient
juffer (de (v.);
-s of -en; -tje) 10 (scheepst.) blok
met inkeping en drie of vier gaten, waardoor de talrepen lopen
talreep (de (m.))
(scheepst.) touw dat dient om een touw, stag of hoofdtouw te spannen
1bazaan (het;
g.mv.) bezaan1 (zie ald.)
1bezaan (de;
bezanen) (zeilv.) het achterste gaffelzeil op een driemaster, zeil aan de
bezaansmast: de bezaan op haar gat zetten,
de schoot sterk aanhalen
385
Eindelijk verscheen ook Mr Dupper die, krampachtig de
uiteinden van zijn cingel
vastgrijpend vroeg waar het gebedenboek was.
Virginia
Woolf, Orlando, 236
cingulum /sınɡylʏm/
(het; cingula) 1 wit koord om de
albe van een priester