Lees hier vanaf het begin van deze samenvatting.
1. Onderscheid en terughoudendheid (21-59)
Griekse trots en waarheidsliefde (21-29)
De Grieken kenden niet wat wij onder discretie verstaan. Zij
hechtten vooral aan het eergevoel (aedoos). Dat uitte zich negatief in
de ‘angst voor statusverlies’, positief in de ‘ambitie om uit te blinken’.
Beide gaan niet zonder de uiterlijkheid: eer heeft slechts iets te betekenen
als de omstandigheden gunstig zijn en als de buitenwereld er oog voor heeft.
De stoïcijnen schakelden de uiterlijke omstandigheden uit
door er een ‘constante mentale reserve’ tegen in te bouwen. De stoïcijn is
geestelijk ergens anders. Zijn afzondering is permanent en hoogmoedig, en is
daarom niet discreet.
Waar de stoïcijnen zich geestelijk uit de wereld
terugtrokken, daar ontvluchtten de epicuristen ook fysiek de wereld.
De cynici trokken zich op een andere manier niets van de
omstandigheden aan. Zij ‘maakten geen onderscheid tussen het intieme en het
publieke’. Zij vonden dat de waarheid in alle omstandigheden haar rechten had
en huldigden daarom de parrèsia, ‘de totale vrijmoedigheid van spreken’.
De discrete mens daarentegen zal altijd rekening houden met de ander, voor hem
zijn de rechten van de waarheid niet absoluut. De zorg voor de
(mede)menselijkheid is altijd even belangrijk.
Christelijke onderscheiding (30-37)
Het christelijk
concept Discretio betekent oorspronkelijk ‘onderscheidingsvermogen’.
Johannes Cassianus (†435) gebruikt het om het overdreven
ascetisme van kluizenaars tegen te gaan. Hun boetedoeningen mogen geen doel op
zich worden. Maar voorlopig blijft het wel rekenen op de ‘genade van de discretie’:
het christelijk individu kan daar niet zelf voor instaan. In de regel van
Benedictus is discretio een eigenschap van de abt die zijn monniken in
toom moet houden. Voor Thomas van Aquino (13de eeuw) is discretio een
manier om concrete situaties in te schatten. Idem bij Catharina van Siena (14de
eeuw): ‘Discretie in de christelijke traditie is het verstandelijke, maar niet
puur theoretische vermogen om een onderscheid te maken tussen goed en kwaad.’
Ignatius van Loyola zet in de 16de eeuw discretie in als middel om de strijd
tegen de boze te voeren. Baltasar Gracián
zet in de 17de eeuw die strijd voort. Ook voor Francesco Guicciardini
(1483-1540) was discrezione een centrale notie: ‘het vermogen om in een
concrete situatie het specifieke te zien en relevante, unieke details te
onderscheiden’.
Don Quichot (37-40)
In het in 1605 gepubliceerde eerste
deel van de Don Quichot betekent het adjectief discreto zoveel
als ‘redelijk’, ‘wijs’, ‘getuigend van gezond verstand’, het staat tegenover
‘onredelijk’, ‘dwaas’ (necio). Discretie betekent voor Cervantes vooral:
realiteitszin – datgene wat Quichot met al zijn boekenwijsheid mist. Dat
betekent niet dat Sancho Panza gezegend is met uitsluitend realiteitszin. Hij
denkt voortdurend aan eten (panza), drukt zich uit in triviale clichés
die hem het zicht op de werkelijkheid belemmeren, en laat zich vaak meeslepen
door de waandenkbeelden van zijn meester.
Terughoudendheid (41-44)
De betekenis van discretie als ‘onderscheidingsvermogen’ is
in de Nederlandse taal verdrongen door: ‘terughoudendheid’. Maar ‘discretie’
betekent wel nog ‘onderscheidingsvermogen’ in uitdrukkingen als ‘discretionaire
bevoegdheid’. Het gaat dan om het vermogen om in particuliere gevallen, waarop
geen universele wet toepasbaar is, de juiste beslissing te nemen. Dit vermogen
kan dan leiden tot het uitstellen van die beslissing, wat de tweede betekenis
van ‘discretie’ behelst: reserve, terughoudendheid. Meestal wordt dan bedoeld
dat je beseft dat je, uit respect voor de anderen, bepaalde dingen die je weet
beter voor jezelf kunt houden.
Oordelen om niet te oordelen (44-45)
De oude en nieuwe betekenis van discretie hangen met elkaar
samen. Geen zinvolle terughoudendheid zonder onderscheidingsvermogen. Je moet
eerst over de zaak oordelen, en dan nog eens, om te beslissen hoever je met je
discretie gaat want die kan op een gegeven ogenblik omslaan in paternalisme of
hypocrisie. Maar in het oordelen over de zaak zelf is ook al afstand nodig, en
dus een zekere terughoudendheid.
Meneer Stevens (45-51)
Twee beroepen die in de roman De rest van de dag van
Kazuo Ishiguro aan bod komen, zijn gebaseerd op discretie: butler en diplomaat.
De butler Stevens heeft zich een zeer duidelijk beeld ingeprent van de rol die
hij moet spelen, en hij slaagt er niet in daar afstand van te nemen. Op het
einde van zijn leven komt Stevens tot de vaststelling dat zijn doorgedreven
plichtsbesef hem heeft verhinderd menselijk te zijn, een authentieker bestaan
te leiden. Discretie als terughoudendheid kan leiden tot een gebrek aan
discretie, opgevat als onderscheidingsvermogen.
Vier vormen van discretie (51-56)
Discretie is een bewuste zelfbeperking: je zou iets kunnen
doen, maar je doet het niet. Omdat de situatie dit vereist, of uit respect voor
de ander. Door discreet te zijn, bevestig je de autonomie van de ander. Peter
Venmans onderscheidt vier vormen van discretie.
1. Je blijft gereserveerd over jezelf. Je loopt niet te koop
met je gevoelens en meningen. Niet klagen of zagen. Bescheidenheid.
2. Je perkt je nieuwsgierigheid naar de ander in uit respect
voor diens privacy.
3. Dezelfde gereserveerdheid ligt aan de basis van de derde
vorm: je verspreidt niet zomaar informatie die je over derden hebt. Je roddelt
niet.
4. Je stelt een actie uit. Het is niet omdat je iets kunt
doen, dat je het ook meteen moet doen.
Discretie is een conservatieve deugd.
Alle mogelijkheden benutten, is eigen aan het kapitalistische systeem, maar ook
aan het geluksstreven, en daarom zijn deze beide attitudes indiscreet.
Discretie en huichelarij (57-60)
Elk van de vier vormen van discretie heeft iets
dubbelzinnigs. Discretie kan strategisch zijn en niet louter of helemaal niet
gericht zijn op het belang van de ander, en in die zin kan discretie ook
hypocriet zijn.
Francis Bacon (1561-1626) onderscheidde drie gradaties in ‘de
kunst om zich te verhullen’. Discretie, in de zin van terughoudendheid, is de
meest onschuldige vorm. De twee andere zijn iets ontkennen wat wel degelijk het
geval is (dissimulatio) en geveins of, erger nog, verraad (simulatio).
Lees hier aflevering 3 van deze samenvatting.