vrijdag 15 maart 2019

over witte hetero- en andere mannen

In de nasleep van een discussie naar aanleiding van een artikel van Bieke Purnelle stuurt een FB-contact mij een tweede tekst, dit keer van de hand van Nelleke Noordervliet. Om goed te begrijpen wat hieronder staat, kan het handig zijn om beide teksten – ze zijn vrij kort – even door te nemen. (Dat FB-contact noem ik hieronder ‘mijnheer X’ omdat hij niet wenst dat ik zijn identiteit openbaar maak – en dit ondanks het feit dat hij er niet voor terugschrikte om mij, met naam en toenaam genoemd, in een ongunstig daglicht te plaatsen – ik kom hierop terug. Uiteraard doet mijnheer X dat dan weer wel onder zijn naam, die ik hier dus niet kan vermelden omdat ik hem heb beloofd dat niet te zullen doen.)

Ik ga beide teksten hier niet samenvatten. Wat ze gemeen hebben is dat ze allebei door feministes zijn geschreven, dat ze gaan over ‘witte heteromannen’, en dat er geen onderscheid in wordt aangebracht tussen enerzijds witte heteromannen die gecrispeerd (seksistisch, agressief, gefrustreerd, zielig…) reageren op de recente emancipatiegolf van vrouwen die zich – terecht! – afzetten tegen het al veel te lang durende mannelijke overwicht waaronder zij gebukt gaan, en anderzijds mannen die het eigenlijk volledig met Purnelle/Noordervliet eens zijn voor wat betreft de noodzakelijke correctie op de verhouding tussen de seksen. Ik reken mijzelf tot die tweede soort mannen. Noordervliet maakt volgens mij bij het niet-maken van dat onderscheid zelfs een redeneerfout: ‘De witte heteroman heeft genoeg van de aanvallen, hij heeft genoeg van het daderschap dat hem voortdurend dwingt sorry te zeggen voor daden uit het verleden, toen hij nog lang niet geboren was, en voor daden in het heden gepleegd niet door hem maar door zijn groepsgenoten (…)’ Over welke groep heeft Noordervliet het dan eigenlijk, nadat zij binnen de ‘witte heteromannen’ geen onderscheid heeft aangebracht tussen daders en niet-daders?

Ik vind dat slordige denken kwalijk en ik ga hier uitleggen waarom. Maar eerst nog iets over de toon van beide teksten. Het zijn columns en niet bijvoorbeeld wetenschappelijke of journalistieke artikels. Derhalve is een persoonlijke toon zeker niet misplaatst, maar hier permitteren beide auteurs zich naar mijn smaak toch wel iets te veel persoonlijke toets.

De voorbije twee jaar is de verhouding tussen de seksen aardig opgeschud. De #metoo-beweging heeft de bijzonder grote verdienste om eindelijk bepaalde grove ongelijkwaardigheden tussen man en vrouw aan de kaak te stellen. Eindelijk want ja, het onevenwicht heeft echt wel te lang geduurd. Het gedrag van individuele mannen die zich hadden misdragen werd in het openbaar gelaakt, deze mannen moesten door het stof, en sindsdien zetten vrouwen elke vorm van gendergerelateerd (machts)misbruik aan de kaak. Terecht! En: Bravo! Het is goed dat deze ontwikkeling werd ingezet en bovendien onomkeerbaar is geworden. ‘Nieuwe tijden’ (Purnelle) zijn inderdaad aangebroken.

Maar dat is geen reden om álle 'witte heteromannen' over dezelfde kam te scheren en daarbij bovendien een naar mijn smaak misplaatste triomfalistische en jennende toon aan te slaan. Ik lees en herlees de teksten van Purnelle en Noordervliet, ik begrijp wat ze bedoelen, ik ben het er – behalve op dat punt van het niet gemaakte onderscheid tussen soorten mannen – mee eens, en toch stemmen ze mij niet vrolijk. Allesbehalve, eigenlijk.

Ik overloop even het vocabulaire van beide vrouwen: ziedend, getoeterd, afzeiken, zelfgenoegzame gezwam, hyperbolisch getier, verontwaardigde heerschappen, getraumatiseerde burgers met licht kalende bol (Purnelle); breeduit en benen wijd, neerbuigend (Noordervliet, die een beheerster taalgebruik hanteert en zelfs toegeeft dat ze er een karikatuur van maakt, maar die daarom niet minder ongenuanceerd is).

Minder bijkomstig is de strekking van beide columns. Purnelle stelt – terecht – dat (witte hetero)mannen het zullen moeten aanvaarden dat ze het niet meer voor het zeggen hebben. Noordervliet gaat ervan uit dat er nog een strijd volgt en dat pas wanneer we allemaal – de vrouwen dus en de witte heteromannen – ‘slachtoffer’ zullen zijn er op voet van gelijkheid zal kunnen worden gepraat.

Bon, u moet de beide stukjes er zelf maar eens op nalezen. We moeten het over ‘mijnheer X’ hebben.

Mijnheer X post op zijn Facebookpagina een link naar de tekst van Bieke Purnelle en nodigt zijn gehoor uit om erop te reageren. Als smaakmaker plaatst hij er een quote uit die tekst bij, uiteraard de smeuïgste passage, te weten de laatste twee alinea’s. En daarboven plaatst hij zijn eigen inleiding, die ik hier volledig citeer:

Venten & ventjes, het blijft behelpen.
Soms, haha, echt soms, heb ik een beetje mededogen met mijn sekse- en leeftijdsgenoten. Witte mannen van middelbare leeftijd (en eronder -weinig- en erboven) met een harde eiken plank voor hun kop.
Ze zijn bang, geen excuus voor hun gedrag, allerminst, maar ze zijn echt bang (waarvoor eigenlijk?), en slaan dan wild om zich heen. 'Mag ik dan niet meer zeggen wat ik wil' / 'Ik durf een vrouw geen compliment meer te maken', dat soort geblaat. Waarover Tom Lenaerts zei: "Mannen die na #metoo zeggen dat ze niet weten wat ze wel of niet meer mogen, begrijp ik niet. Dat weet je toch perfect? Een flauwe woordspeling moet kunnen, maar een affaire met een 18-jarige werkneemster, niet. Simpel." De enig mogelijke reactie op mannen die in de #metoo-discussie de verzuchtingen van vrouwen bagatelliseren en vervallen in zelfbeklag. Koppijn krijg ik van het gejank van de wolven in het bos over die arme Bart De Pauw of die 'geweldige' Jan Fabre.
Ik erger me wild aan mannen die bedrijven leiden en het de normaalste zaak van de wereld vinden ("da's de natuur") om om de haverklap affaires te beginnen met vrouwelijke werknemers. En dan achteraf wegkruipen voor de gevolgen en zielig doen over het feit (!) dat hun leven in de kreukels ligt - en de sfeer op de werkvloer naar de vaantjes is. Venten zonder kloten aan hun lijf, sorry.
Of subtieler, opiniemaker Pascal Cornet, die de (on)macht en de onwil (?) van de middelbare man uitdrukt:
"En dan vraag ik me af: zouden we niet beter meteen àlle mannen uit hun functies ontslaan, want alleen al het feit man te zijn voelt, eerlijk gezegd, stilaan aan als ‘grensoverschrijdend gedrag’. Let op, als de heer De Pauw wérkelijk foute dingen heeft gedaan, ik bedoel, als dat ondanks de toepassing van zijn recht op verdediging wordt bewezen, dan is een sanctie op zijn plaats. Maar intussen kijk ik in elk geval steeds vaker de andere kant uit als er een vrouw in mijn gezichtsveld opduikt. Je weet maar nooit dat je van misplaatst gedrag wordt beticht. Leuke, kille wereld waarin we leven. #notme"
Zielig dus.
En ook fossielen als Siegried Bracke en Rick Torfs, respectievelijk parementsvoorzitter en kerkjurist godsamme. "#metoo gaat veel te ver", zij gaan veel te ver, en zouden best hun schup afkuisen en zich in een hoekje van het parlement cq. universiteit gaan zitten schamen.
En ook en vooral: al die 'gewone' mannen die Anuna De Wever 'het' noemen en haar de meest wanstaltige dingen toewensen, en zich er dan over verbazen dat je als 'medeman' je giftigste vitriool bovenhaalt om ze terug in hun hol te krijgen, wat wonder boven wonder nog wel eens lukt. Schamen doe ik me niet voor deze om zich heen meppende, half blinde onmensen (excusez-le-mot), dat levert niks op, maar moedeloos wordt je er wel eens van.

Mijnheer X heeft mij in deze tekst getagd, wat meteen ook verklaart dat ik erop ben uitgekomen. Dat vond ik wel nobel van hem.

Uiteraard voelde ik mij geroepen om te reageren. Dat ging als volgt:

Pascal Cornet Mijnheer X, het zou correcter zijn indien u mij volledig zou citeren. Aan het door u ingekorte citaat gaat dit vooraf: "De Pauw zegt dat hij zich niet heeft kunnen verdedigen. Maar voortaan zal deze smet, ook als hij onterecht is, aan hem kleven. Is deze sanctie binnen de rede?" --- U plaatst mij hierboven in een rij met machtsmisbruikende CEO's, 'fossielen' als Bracke en Torfs, en 'halfblinde onmensen' die klimaatbetoogsters onheus behandelen. Zoiets heet: 'framing'. Overigens heb ik een aantal maanden geleden gelezen op DS-online dat de advocaat van de aanklagers vond dat De Pauw al meer dan zwaar genoeg gestraft is. Daar heb ik opvallend weinig over gehoord, moet ik zeggen.

Mijnheer X U blijft in hetzelfde bedje lichtjes ziek, meneer Pascal Cornet. Door uw laatste twee zinnen. Die advocaat mag dat allemaal vinden, bezorgt u mij twee citaten (niet meer) van slachtoffers van De Pauw die dat de advocaat nazeggen. En de feiten liggen er, het is ook niet aan de advocaat van de slachtoffers om voor rechter te spelen in het voordeel van de verdachte cq. dader. Slechte advocaat dunkt mij.
Het zijn overigens geen machtmisbruikende CEO's, dat staat ook nergens, maar mannen zoals u en ik, overal (onderwijs, cultuur, kmo's etc.), die hun positie misbruiken om affaires aan te gaan met vrouwelijke (of mannelijke, dat kan ook – tevens een #metoo-aspect) personeelsleden, die, moet ik u dat nog uitleggen, in een ondergeschikte, dus kwetsbare positie zitten. U hoort ook in die rij, van relativerende en op het randje af ontkennende witte mannen van middelbare leeftijd, maar evengoed: iedere goede verstaander zal de nuance er wel in kunnen lezen. En u heeft hier een mooi podium om uw standpunt nog eens toe te lichten.
Ik dicht u zelfs de kwalificatie 'subtieler' toe. Dat zegt het toch gewoon. Daarmee schakel ik u dus niet gelijk met de andere boze witte mannen; ik tracht daar enkel mee aan te tonen dat het verschijnsel van bagatelliseren e.d. ook in zogenaamde intellectuele kringen voorkomt. Wat ik erg vind.

Pascal Cornet Ik bagatelliseer just niks. Maar laat maar zitten, dit soort conversaties heeft geen zin.

Via Messenger diepen we ondertussen ons meningsverschil nog wat verder uit. Dat doen we buiten de tijdlijn omdat een aantal elementen uit de privésfeer het gesprek doorkruisen. De toon wordt nogal bitsig. Ik zet mijn wrevel daarover opzij en schrijf mijnheer X ’s anderendaags, na een nachtje slapen dus, een uitvoerige brief. (En vraag hem de toelating om de relevante passages uit die brief hier op deze blog te plaatsen – het is op dat moment dat hij mij verzoekt zijn naam niet uitdrukkelijk te vermelden. Waarom hij dat vraagt, is mij een raadsel.)

Dag mijnheer X,

(…)
Sta mij (…) toe even in te gaan op het incident van gisteren. (U zult zich afvragen, wat slooft die man zich uit. Wees gerust, ik doe het in de eerste plaats voor mezelf. Als u er ook iets aan hebt, des te beter, maar u bent natuurlijk niet verplicht om verder te lezen, laat staan hierop te reageren. U bent mij niets verplicht. Ik vraag enkel wat beleefdheid en nuance. Maar ook dát bent u mij niet verschuldigd, u maakt dat zelf maar uit.)

Het incident begint met de tekst van Bieke Purnelle. U voelt zich geroepen die tekst te delen, hem aan te vullen met enkele voorbeelden, en ons, uw lezers, uit te nodigen erop te reageren. Ik reageer omdat u mij in uw ‘inleiding’ onvolledig citeert en omdat u mij framet. Daarover hebben we het gisteren gehad, dat moet ik hier niet herhalen. Ik waardeer het, tussen haakjes, wel dat u mijn naam hebt getagd.

(…)

Purnelle dus, want daarover heb ik het nog niet gehad. Ik volg Bieke Purnelle al geruime tijd, weet zeer goed welke positie zij inneemt in het genderspectrum. Ik vermoed dat je moeilijker een rabiatere feministe zult vinden. Ik ben geen feminist maar een humanist. Ik ben het over het algemeen eens met haar, en ook deze keer zie ik in haar tekst geen graten. Toch niet inhoudelijk. Ik snap zeer goed wat ze bedoelt, en ja, ze heeft een punt: mannen die zich te buiten gaan aan seksisme zijn het niet gewoon dat zij daarop worden aangesproken en reageren daarom kregelig, relativerend. De enige kritiek die ik op de tekst zou kunnen hebben, betreft de toon. Ik vraag me af waarom Purnelle zo giftig en jennend en zelfs brutaal moet uithalen. Zou het niet beter zijn geweest indien ze zich wat meer had beheerst? Wat schuilt achter die kwaadheid? Ja, ik overweeg zelfs de mogelijkheid dat mevrouw Purnelle heel goed weet waarover zij schrijft, en dan bedoel ik dat zij wellicht zelf al het slachtoffer is geweest van een of andere vorm van seksisme of, erger nog, seksueel misbruik. Nu ja, per definitie zijn alle feministen slachtoffer van seksisme, vermoed ik – anders zouden zij geen feministe zijn.

Maar goed, dat is mijn zaak niet en ik hoef mij daar dan ook niets van aan te trekken. Belangrijk is hier dat ik mij door haar tekst niet aangesproken voel. Ik bedoel: ik ben niet het soort man dat zij – terecht – aanklaagt. Ik heb mij niet bezondigd aan seksisme, laat staan machtsmisbruik of enige vorm van gendergerelateerde seksuele agressie (behalve één keer maar ik heb mij tegenover die persoon verontschuldigd, waarop het incident in de beste verstandhouding werd geseponeerd – de enige reden waarom ik het hier vermeld is omdat ik duidelijk maakt dat niets mannelijks mij vreemd is). Het tegendeel is waar: ik ben zélf het slachtoffer geweest van seksuele agressie, waarbij de daders van beiderlei kunne waren. Op basis daarvan, maar niet alleen daarvan, meet ik mijzelf recht van spreken aan als het over foute relaties tussen mannen en vrouwen gaat. Misschien verklaart het wel de ‘subtiliteit’ die u zo vriendelijk bent geweest op te merken.

Helaas kan ik een dergelijke subtiliteit bij u minder terugvinden. U valt met de deur in huis (‘venten’, ‘ventjes’ etcetera), gebruikt links en rechts nog wat krachttermen, en u wordt daarop ook aangesproken door sommige van uw lezers. Gelukkig geeft u ergens, ik geloof op de feministische Facebookpagina waarop u dezelfde tekst deelt en dezelfde uitnodiging tot een discussie lanceert, een gebruiksaanwijzing bij hoe men uw teksten moet lezen: u zegt dat u soms de neiging hebt de zaken wat scherp te verwoorden – dus dat hoef ik allemaal niet persoonlijk te nemen. Is het toeval of niet, ik weet het niet, maar mij valt het in elk geval op dat u de brutaliteit van Purnelles toon niet ter discussie stelt, meer nog, u neemt die toon gewoon over.

Daarmee kom ik tot het punt dat ik met deze brief wil maken.

Dat punt bestaat uit een vraag en die vraag luidt of die door Bieke Purnelle op jennend-provocerende toon uitgelokte en door u aangewakkerde discussie iets oplevert. Ik bedoel: in het algemeen, in de publieke sfeer en dus los van mijn persoonlijke wrevels. Levert Bieke Purnelle een bijdrage tot het dichten van de kloof tussen de seksen?

Ik denk het niet. Ja, ik vind dat de #metoo-beweging in korte tijd een grote bijdrage heeft geleverd tot de bewustwording dat er een majeur probleem is met de manier waarop vrouwen vaak – niet altijd! – door mannen worden bejegend. Neen, het probleem is de wereld niet uit. Maar ja, de balans dreigt nu wel de andere kant uit te slaan. Mannen en vrouwen zijn uiteraard gelijkwaardig, maar ze zijn niet gelijk. Gelukkig maar. Zeggen dat er zoiets bestaat als een mannelijke blik is geen manier om seksuele agressie goed te praten. Mannen hebben hun manieren te houden en een juiste afstand te bewaren, dat spreekt vanzelf, maar ik zou niet willen leven in een wereld waarin elke erotisch geladen spanning wordt gebannen omdat, in het zog van #metoo, een nieuw puritanisme en samen daarmee een grote kilte in voege zijn getreden.

Dat, en niets anders, is wat ik met het tweede deel van mijn uitspraak, door u weergegeven zonder de context die door het eerste deel wordt verstrekt, heb willen zeggen. Mét zin voor overdrijving en ironie – ik kan het ook niet helpen dat niet iedereen die stijlfiguren weet te onderkennen en daardoor uit mijn woorden opmaakt dat ik wérkelijk pleit voor het ontslaan van álle mannen, dat ik van plan ben om wérkelijk weg te kijken iedere keer dat er een vrouw in mijn blikveld opduikt. Ik achtte het niet voor mogelijk om mij op basis van een letterlijke lezing van mijn woorden in een rijtje illustere seksisten weg te zetten. Ik zal toch ernstig moeten overwegen om voortaan smileys te gebruiken.

Dus, voor een goed begrip. Já, er is nog altijd ongelijkwaardigheid tussen man en vrouw. Já, sommige mannen hebben de neiging om vrouwen seksistisch-agressief te benaderen – maar het omgekeerde is ook waar, natuurlijk. Já, mannen moeten zich daar bewust van zijn, daar naar handelen en niet in ontkennende of wegwuivende modus gaan wanneer zij daarop worden aangesproken. En já, wij moeten erover waken dat er geen krampachtigheid binnensluipt in de manier waarop mannen en vrouwen met elkaar omgaan.

Dat laatste doet mij denken aan volgende anekdote. In films heb je vaak dialogen van dit type:

MAN: I love you.
WIFE: Me too.

Wel, die repliek klinkt sinds enige tijd anders. Die hashtag staat er nu altijd voor. Als een tralies. Als een harnas. Ik ben voor een vriendelijke en respectvolle omgang tussen mannen en vrouwen. Tussen mensen in het algemeen trouwens ook. Ik kies niet voor verongelijktheid en argwaan. Ik praat geen misbruiken goed, laat staan dat ik ze wegrelativeer. Ik wil alleen geen publieke schandpalen en buitenproportionele bestraffingen. En wat ik al helemaal niet wil, is te worden weggezet als een zielige, kalende (Purnelle), ‘middelbare’ man.

Ik hoop dat deze brief wat opheldering verschaft en hoop op een eerlijke en vriendelijke ontvangst ervan.

Groeten,
Pascal Cornet

PS – met weglating van de verwijzingen naar de terzijde-conversatie plaats ik deze brief eerstdaags op mijn blog; uw familienaam kan ik inkorten tot een initiaal als u dat wenst

Volgde nog een korte gedachtewisseling, die hier niet ter zake doet.

Het is een droevige wereld, die waarin we leven, met al dat gepolariseer. Zeker als het een aangelegenheid betreft waar je toenadering en warmte verwacht.