Zijn uiterlijk doet me aan de jonge Bob Dylan denken, die
van de film die D.A. Pennebaker draaide in Londen in 1965: een kwikzilveren bol
energie vol branie en superieur-spottende intelligentie. Onze Dylan is
voortdurend met zijn gsm in de weer: hij ontvangt sms’en, wordt opgebeld, belt
zelf op. Wanneer hij een nummer moet vormen, brengt hij het schermpje van zijn
toestel heel dicht bij zijn ogen. Dat is blijkbaar nog niet genoeg, want hij
zet een vreemde bril op: op een van de glazen is een soort verrekijkertje
gemonteerd. En inderdaad, wanneer Robert opkijkt, zie ik dat een van zijn ogen
zwaar op de dool gaat.
Onze in een fluwelen zwarte jas, zwarte spijkerbroek en
donkergrijs hemd geklede jongeman mag dan al visueel gehandicapt zijn, verbaal
blijkt hij erg vaardig. Met een stille, maar door de sonore diepgang toch goed
hoorbare stem, produceert hij de ene spitsvondige uiting van sarcasme na de
andere. Omdat mensen die in het openbaar vertrouwelijkheden uitwisselen
indiscreet zijn, zie ik niet in waarom ik hier niet enkele van zijn door mij
opgevangen uitspraken zou meegeven.
- Ge weet dat ik tegen
seks voor het huwelijk ben.
- Ze keek recht in
mijn ogen, maar ik zei: ‘Mijn ogen moeten voor u geen referentiepunt zijn, ze
draaien alle kanten op.’
- Ik zit daar met vier
bomma’s op mijn werk, daar zit niet veel leven in.
En het mooie van deze laatste quote is dat Bob hem
uitspreekt terwijl hij, toestel tussen schouder en kin geklemd, een blikje Ice
Tea opentrekt.