woensdag 31 mei 2023

honderd woorden 390

EKSTERNEST

Door de stevige bries beweegt het hoog in de es gebouwde eksternest tot wel een volle meter heen en weer. Het houdt stand. Maar waar zijn de bouwers, die er de voorbije dagen zo ijverig aan hebben gewerkt? Druk communicerend, af en aan vliegend met materialen, acrobatisch balancerend op de takken rondom, vlechtend en stapelend. Wat stuurde hun beslissing om hier te bouwen en niet elders? Hoe zit dat besluitvormingsproces in elkaar? Wanneer besluiten ze dat het werk af is? En wanneer gaan ze nu dat ei leggen? Het kan toch niet zijn dat het allemaal vergeefse moeite is geweest?


6845

Omgeving La Souterraine (F) - 230415

 

dinsdag 30 mei 2023

honderd woorden 389

ZONDER AFSCHEID

Annemie Peeters laat haar gaste over rouw praten. De 87-jarige Greta Vandeborne weet daar alles van. Zij verloor haar jeugd, haar eerste echtgenoot door echtscheiding – ja, ook scheiden is: rouwen – en de tweede door een ziekte. Zij had een sterrenkind en, jawel, ook een hond. Rouw is beseffen dat de pijn om het gemis definitief is. Rouwen is moeilijk afscheid kunnen nemen, of dat helemaal niet kunnen. En zelfs niet willen. Het programma wordt op gepaste wijze afgesloten. Het reclameblok staat te dringen en Annemie praat de laatste minuut zo vol dat er geen plaats meer is voor Greta’s afscheidswoord.

https://www.vrt.be/vrtnu/luister/radio/v/voorproevers~11-175/voorproevers~11-23283-0/


6844

Omgeving La Souterraine (F) - 230415

 

maandag 29 mei 2023

honderd woorden 388

DIGIBEET

Ik hang voor veel af van digitale apparatuur, ja, ik heb zelfs een hang naar gadgets. Fototoestel, DAB+, internetbankieren, fiets-gps, sportwatch, gsm en natuurlijk pc: ik werk daar graag mee. Maar vraag mij niet een handleiding te spellen. Die instructies zijn Latijn, afstotelijk proza. Daardoor put ik niet alle mogelijkheden uit. Aan alles waar geen draad aan zit, kan ik geen touw vastknopen. Op draadloos ga ik loos. Professioneel kan ik reprimandes wegens mijn afkeer van alweer een efficiëntieverhogende app enkel nog met snel en accuraat werken compenseren, en zo het vernietigende verdict van voorgoed vergrijsde digibeet nog even afhouden.

6843

230414

 

zondag 28 mei 2023

5 * 50,27 * 23,0 * 255,4

 Moerbrugge - Beernem - Knesselare - Ver-Assebroek - Sint-Kruis



honderd woorden 387

HONDERD WOORDEN

Als gefragmenteerd kind van mijn tijd knap ook ik af op lange teksten. Slechts bij een paar mensen breng ik trouw het geduld op om hun buitenmaatse spinsels te doorploegen. De onvermijdelijke keerzijde is dat ik veel waardevols veronachtzaam. Het is niet anders: het leven is kort en de tijd beperkt. De aandachtsboog kan niet altijd gespannen staan. Ik besef dat het omgekeerde ook waar is: velen vinden de omvang van mijn schrijfsels te rijk. En daarom keer ik terug naar de drabble: een contrainte die erin bestaat dat een bijdrage uit exact honderd woorden bestaat. In der Beschränkung, etcetera.

6842

230414

 

zaterdag 27 mei 2023

4 * 57,89 * 23,9 * 205,1


Moerbrugge - Oedelem - Donk - Oostkerke - Sint-Pieters

afscheid van mijn digitaal bestaan 310

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


22 februari 2012


Te veel boeken hebben is problematisch. Het confronteert je met je sterfelijkheid, met het vruchteloze en met het onvoldragene van de tijd… Maar er is een betere kant aan het euvel. Al die boeken die daar staan, en al die sporen die uit elk boek vertrekken, vormen mogelijke toekomsten. Je neemt een van die duizend boeken en je bent voor twee, drie weken, misschien een maand vertrokken. En dat ene boek leidt weer naar andere boeken, waaruit je er een kiest – en zo zijn er talloze mogelijkheden, talloze mogelijke trajecten die je nog kunt doorlopen. Ja, duizend boeken (‘duizend’ is een exemplarisch telwoord, ik zou het exacter kunnen houden maar dat is hier niet van tel) is te veel: de tijd is kort. Maar ik zou mij geen bibliotheek met tien boeken kunnen voorstellen: de toekomst zou te zeer vastliggen. Duizend boeken maken de toekomst – hoe eindig ook – aanvaardbaar, want: onvoorspelbaar. En vooral: groter.

6841

A. - 230414

 

vrijdag 26 mei 2023

parallel 206

Ook zij is een mysterieus schepsel, onkenbaar, ondanks de vijftien jaar dat we elkaars leven hebben gedeeld.

Sandro Veronesi, In de ban van mijn vader, 252

Bodo Klein hield van zijn vrouw. Maar hij kende haar niet. Niet wezenlijk.

Maxim Februari, Klont, 20

afscheid van mijn digitaal bestaan 309

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

15 februari 2012

ARBEID

In tijden van crisis – de uitdrukking ‘in tijden van crisis’ is opnieuw ‘staande’ – steekt het beroep op het zogenaamde ‘recht op arbeid’ te pas en te onpas de kop op. Want zo gaat dat: mensen verliezen door toedoen van economische omstandigheden die volledig aan hun controle ontsnappen hun werk – hetgeen niet zo verbazingwekkend is want elke economie probeert kostenbesparend te zijn en is dus per definitie niet gericht op het tewerkstellen van zoveel mogelijk mensen, wel integendeel: dat is een spijtige misvatting! In tijden van crisis is het dus niet langer evident werk te ‘hebben’ of te ‘houden’ – er moet worden geijverd voor een algemenere en standvastigere tewerkstelling en filosofisch wordt daarbij het 'recht op arbeid’ van eenieder uit de kast gehaald.

Daar valt moeilijk op af te dingen. Maar het loont toch de moeite er even over na te denken. Het recht op arbeid lijkt een vanzelfsprekend uitgangspunt. Het recht op arbeid is - naast een aantal andere rechten waarmee wij, ook al omdat het niets kost, gemakkelijk schermen, zoals het recht op vrije meningsuiting – het recht op arbeid dus is opgenomen in allerlei internationale verdragen, onder meer de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. (Hoed u voor het struikelen over kapitalen.) Het recht op arbeid. Niet op de vruchten van de arbeid – een zeker inkomen, het vermogen zich materiële goederen aan te schaffen, een huis te huren, de dokter te betalen, scholing voor de kinderen – maar op arbeid. Het gaat om recht op arbeid, los van datgene waartoe die arbeid moet leiden. Arbeid zou – op zich – de menselijke waardigheid ten goede komen. Dat is de premisse van zo’n fundamenteel mensenrecht. Dat wil zeggen: door arbeid te verrichten zou de mens zich waardevoller voelen, een grotere of stevigere eigenwaarde ontwikkelen, waardiger zijn.

Daar valt iets voor te zeggen, maar zeker niet alles. De mens heeft immers evengoed het recht op luiheid. En het valt zeker niet te ontkennen dat veel mensen die de facto het voorrecht genieten werk te hebben tegen hun goesting werken.

Zou het niet zinvoller, of humanistischer, zijn om te spreken van een recht op zinvolle arbeid? Want wat is arbeid? Of beter: wat kan het zijn? Welke vormen kan arbeid zo allemaal aannemen? In elk geval ook: de gekste, onaangenaamste, lastigste, absurdste, mensonterendste vormen. Daar sta je dan met je zekerheid en je vastigheid en je vermogen aan de lopende band. Het recht op zinloze arbeid, tja, dat lijkt – buiten patronaatskringen – moeilijker te verdedigen.

Arbeid wordt meestal niet gezien als iets wat zijn doel in zichzelf heeft. Arbeid is geen waarde op zich. Arbeid wordt nogal gemakkelijk in dezelfde hoek geduwd als – per definitie onaangename – krachtinspanningen en moeite. Arbeid wordt in hoofdzaak verricht om iets ánders dan arbeid te bereiken. Je doet het niet voor de lol.

Door de arbeidsverdeling en de toegenomen specialisering (vanwege de complexiteit van de producten en van het veralgemeende efficiëntiedenken) is arbeid losgekomen van het ambachtelijke vernuft, van de organische band met de natuur, de natuurkrachten, de natuurlijke mogelijkheden. Overorganisatie heeft de arbeid – paradoxaal genoeg – gedesorganiseerd, in de zin van: minder organisch gemaakt. Daardoor lijkt arbeid aan zinvolheid te hebben ingeboet.

Beter zou het zijn, in plaats van te spreken over recht op arbeid: te spreken over recht op zinvolle arbeid. We moeten opnieuw meer vertrouwd worden gemaakt met de gedachte, de mogelijkheid, dat arbeid ook een zin in zichzelf – en niet enkel buiten zichzelf – kan dragen.

Alleen dan is er zoiets als arbeidsvreugde mogelijk.





6840

A. en F., omgeving La Souterraine (F) - 230414

 

donderdag 25 mei 2023

3 * 56,8 * 23,2 * 147,1

Dudzele - Oostkerke - Moerkerke - Donk - Assebroek 


 

afscheid van mijn digitaal bestaan 308

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

4 februari 2012

AQUAREL

Waar je met olieverf nog goed weg kunt komen, val je met aquarel radicaal door de mand als je die techniek niet onder de knie hebt. Het uitsparen, het leggen van laag op laag, het juiste mengen van de kleuren (in de deksel van je doos of, door het ene - transparante - kleur bovenop het andere aan te brengen, op het blad zelf): dit medium straft meedogenloos elke onbedachtzaamheid af. Aquarellen doe je dan ook voor minstens de helft met je verstand. Dat is meteen de zwakte van deze techniek: de aquarellist hoort een amalgaam van kneepjes en trucs te kennen, en wie het allemaal goed onder de knie heeft, kan als geen ander (of net: als alle anderen die het ook kunnen) effecten sorteren. Vandaar dat de ‘geslaagde’ aquarel altijd epateert, maar nooit dezelfde expressieve kracht kan sorteren als een olieverfschilderij – waarop inderdaad wél nog ruimte is voor de getormenteerde dramatiek van fouten maken en zoekend onvermogen. In de aquarel primeert het uiteindelijke resultaat, in het olieverfschilderij blijft de afgelegde weg zichtbaar.



6839

A. - 230414

 

woensdag 24 mei 2023

6838

verlaten bedrijfsruimte (F) - 230414

 

dinsdag 23 mei 2023

6837

verlaten bedrijfsruimte (F) - 230414

 

maandag 22 mei 2023

6836

in een verlaten bedrijfsruimte (F) - 230414

 

zondag 21 mei 2023

6835

F. in Oradour-sur-Glane (F) - 230414

 

zaterdag 20 mei 2023

6834

Oradour-sur-Glane (F) - 230414

 

vrijdag 19 mei 2023

Brief aan Pascal Verbeken

Beste Pascal,

Ik heb Brutopia gelezen. Proficiat. Wat een prachtig boek. Zo veelzijdig, zo goed gedocumenteerd, zo uitstekend geschreven. En vooral: een boek dat getuigt van een grote liefde voor die stad. Je geeft zeer goed weer hoe complex en vreemd Brussel is. Hoe het kan worden verklaard dat zo weinig Belgen van hun hoofdstad houden. Maar je doet dat op een respectvolle en genuanceerde manier, die nieuwsgierig maakt en doet inzien dat de gemengde gevoelens minstens ten dele op een vooroordeel berusten. Je schrijft vrijmoedig over het dwaze vooruitgangsoptimisme dat de stad heeft verminkt, over de vastgoedmaffia, over de illusie van het multiculturalisme, over de visieloosheid van de afbrekers, over de onwaarschijnlijke geschiedenis van Otlet (ik bezocht het Mundaneum in Mons, wat een bizarre ervaring), over de cocktail van dwarsigheid en zwans die hier en daar nog in de brusseleir voortleeft, over de gentrificatie van de Marollen. Je hebt het allemaal goed gevat en aanstekelijk beschreven. In een boek dat bovendien zeker niet vlug gedateerd zal zijn. Mijn oprechte felicitaties.



notitie 378

V – 1.

De knappe maar zwakzinnige jongeman Kimoon, zoon van de schatrijke Cyprioot Aristippos, komt bij zijn verstand wanneer hij de wondermooie Ifigenia aanschouwt. In de vier jaren die op deze heuglijke gebeurtenis volgen, ontwikkelt hij zich van de boerse minus habens die hij was tot een voorname edelman die alle knepen onder de knie heeft – en dat allemaal doordat Amors pijl hem midscheeps trof! Kimoon vraagt aan haar vader Kypseus Ifigenia’s hand, maar Kypseus heeft zijn dochter al voorbestemd aan Pasimondas van Rhodos. Zij wordt dus naar dat eiland gestuurd. Kimoon onderschept Ifigenia dan maar op volle zee, maar komt in een storm terecht. Zijn stuurloos schip strandt op Rhodos, waar hij door de kompanen van Pasimondas wordt gevangengenomen en uitgeleverd aan de magistraat Lysimachos. Niets staat nu nog het huwelijk van Pasimondas met Ifigenia in de weg. Om kosten te besparen, besluit de bruidegom dit feest te laten samenvallen met het huwelijk van zijn broer Ormisdas met Kassandrea, op wietoeval! – ook de rechter Lysimachos zijn oog heeft laten vallen. In weerwil van de waardigheid die aan zijn functie verbonden is, vraagt de rechter aan Kimoon om hem te helpen bij het schaken van Kassandrea. Dat komt Kimoon goed uit, want dan kan hij in dezelfde moeite meteen ook Ifigenia ten tweede male ontvoeren. Beide heren kunnen met hun toekomstige bruiden ontkomen, niet na eerst nog een bloedbad te hebben aangericht waarvan Pasimondas en Ormisdas de voornaamste slachtoffers zijn.

V – 2.

Op Lipari wordt Martuccio Gomito verliefd op de beeldschone Gostanza, maar haar hand wordt hem door haar vader geweigerd: hij is te berooid. Martuccio verlaat het eiland als zeeschuimer. Zijn kapersschip wordt geënterd door een Saraceens flottielje, en de zowel in de liefde als in de zeeschuimerij gebuisde Martuccio wordt gevankelijk medegevoerd naar Tunis. Het – foutieve – bericht van zijn dood bereikt op Lipari Gostanza, die er het hart van in is. Ziek van verdriet laat het meisje zich wegdrijven in een sloep. Ze spoelt aan op een Noord-Afrikaanse kust, waar ze wordt opgevangen door een Saraceense. Intussen is de koning van Tunis in een oorlog verwikkeld. Martuccio, die nog steeds in een kerker zucht, werpt zich op als militair raadgever. Zijn raad blijkt goud waard. Als beloning krijgt hij de vrijheid en een hoge functie. Dit komt Gostanza, die uiteraard vlakbij Tunis blijkt te zijn aangespoeld, ter ore. Zij dacht dat Martuccio dood was en doet er dus alles aan om, met de hulp van haar gastvrouw, in contact te komen met de jongeman die verliefd op haar was. Ook Martuccio dacht, net als zij over hem, dat zij niet meer onder de levenden was. De twee kunnen zich nu op geluk genererende wijze met elkaar verenigen en naar Lipari terugkeren, waar ze alsnog in het huwelijk kunnen treden aangezien de bruid nu wel over de vereiste status beschikt.

V – 3.

De wederzijdse liefde van Pietro Boccamazza en Agnolella is onmogelijk want de sociale kloof die hen scheidt is te diep. Pietro is van adellijken bloede en Agnolella van plebejische komaf. Het stel ontvlucht Rome, maar wordt overvallen. Bij deze schermutseling raken ze elkaar kwijt. Pietro brengt de nacht door in een boom – vanwege zijn angst voor wolven – en Agnolella vindt onderdak bij een oud boerenkoppel. Uiteindelijk belandt ze in het kasteel van Liello di Campi dei Fiori. Ook Pietro komt daar aan na een lange omzwerving tijdens dewelke hij aan de meest levenbedreigende gevaren is ontkomen. Het verhaal kent een gelukkige afloop.

V – 4.

Ricciardo Manardi uit Bertinoro is in Romagna regelmatig te bast bij ridder Lizio di Valbona en diens echtgenote madonna Giacomina. Ricciardo laat daar zijn oog vallen op de wondermooie dochter van zijn vrienden. Deze Caterina is niet ongevoelig voor zijn avances, waarop Ricciardo het vertrouwen beschaamt dat ridder Lizio in hem heeft gesteld. Lizio betrapt zijn jonge vriend in de armen van zijn dochter, maar kiest met enige zin voor pragmatiek ervoor om het de jongeman, die een goede partij is, niet kwalijk te nemen. Zijn enige voorwaarde is dat de twee bronstige jongelieden elkaar meteen huwen. Hetgeen dan ook zonder al enige weerstand geschiedt.

V – 5.

Giudotto van Cremona vertrouwt op zijn sterfbed zijn tienjarige pleegdochter Agnesa toe aan zijn vriend Giacomino van Pavia, die kort daarna naar Faenza verhuist. Vijf jaar later dingen daar twee jongemannen naar de hand van de nu huwbare en begeerlijke Agnesa. Giannole de Severino schakelt de knecht van Giacomino in om hem toegang te verschaffen tot het meisje; Minghino de Mingole probeert hetzelfde met de afgedwongen medewerking van de meid. Natuurlijk openen knecht en meid op dezelfde avond – een van de weinige avonden dat Giacomino uithuizig is – de poort voor beide rivalen. Het komt tot een handgemeen. Giacomino betoont zich mild: hij besluit de onstuimige pretendenten niet te laten straffen. Maar uit het onderzoek blijkt wel dat Agnesa de zus is van Giannole. Het is niet meer dan logisch dat Agnesa wordt uitgehuwelijkt aan Giannole’s concurrent Minghino, die dus in plaats van te worden gestraft voor zijn voortvarende actie, wordt beloond met een nog zeer jeugdige bruid, naar wier mening overigens niemand informeert.


Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)

6833

Oradour-sur-Glane (F) - 230414

 

donderdag 18 mei 2023

2 * 46,4 * 23,6 * 90,3

 Dudzele - Oostkerke - Sluis - Hoeke - Damme 



afscheid van mijn digitaal bestaan 307

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


18 januari 2012


A PRIORI

Morgen gaat de zon op voor iedereen. Zoveel is zeker. We staan er gelukkig niet al te vaak bij stil dat dit misschien niet evident is. Want ís het wel zeker? Om het zomaar aan te nemen, hebben we een basisvertrouwen van doen. Wie zegt dat het voldoende is te weten dat de zon al x aantal miljoen keer is opgegaan om er zeker van te zijn dat dit wonder zich morgenochtend opnieuw zal voltrekken, heeft het mis. De waarschijnlijkheid is groot, maar is het een garantie? Evenzeer moeten we erop vertrouwen dat ons huis er nog zal staan als we thuiskomen. Dat de Aarde niet plots uit zijn koers zal slaan. Of zal worden getroffen door een opwarming van tien graden in één keer. Dat we niet opeens aan een totaal andere vorm van zwaartekracht worden onderworpen. Dat mensen ons niet vreemd aankijken, alsof we van een andere planeet komen, wanneer we hen een simpele vraag stellen zoals, bij de bakker, ‘een Waldkorn gesneden alstublieft’. (Wij gaan er van uit dat die bakker wéét wat wij daar dan mee bedoelen.) Dat soort voorbeelden. Zo en niet anders is het gewone leven. Enzovoort.

Dat mensen van wie wij dachten dat zij ons kenden ons zullen herkennen.

Bij dat alles staan we gelukkig niet al te veel stil. Nooit, eigenlijk. We leven ons leven en vertrouwen erop dat het wordt gekenmerkt door een minimum aan continuïteit. We vertrouwen erop dat iedereen stopt voor rood en doorrijdt bij groen.

Maar dat vertrouwen, waarop is dat gebaseerd?

We vullen lottoformulieren in. We hebben dat al honderd keer, misschien wel duizend keer gedaan. Zonder resultaat. En toch doen we het steeds opnieuw. We zouden dat allang niet meer doen als we bij het spelen op de lotto hetzelfde a priori zouden hanteren als wanneer we ons ’s avonds te ruste leggen en er dan van overtuigd zijn dat we de volgende ochtend in dezelfde wereld zullen opstaan. Want we winnen nooit iets. Mochten we van dezelfde a priori’s uitgaan als in het dagelijkse leven, we zouden allang niet meer op de lotto inzetten. Neen, zo werkt het niet. Al wonnen we honderd keer, of duizend keer, niets, we blijven geloven dat het de volgende keer wél zal lukken. Dat druist, in zekere zin, tegen elke dagelijks-leven-logica in. Het gokken en het toeval beantwoorden aan een ander soort a priori, blijkbaar.

(Dat doet mij denken aan Herman van Veen. Niet mijn favoriete artiest, maar één zinsnede uit een van zijn shows of liedjes blijft in mijn hoofd hangen: ‘Hallo, God, speelt U ook mee met de Lotto?’)

Nutteloos om eraan te twijfelen, maar misschien toch niet helemaal zinloos om te beseffen hoe onwaarschijnlijk het al bij al is: dat de zon nóg eens zal opgaan, dat de kleinere boom op de achtergrond ongeveer even groot is als de grote boom op de voorgrond en alleen door de wetten van het perspectief zo klein lijkt, dat de persoon die ik in de spiegel zie inderdaad ikzelf is, dat mijn geliefde ook morgen mijn taal zal begrijpen, dat wij min of meer hetzelfde blijven bedoelen als wij het over de kleur ‘rood’ hebben, dat een kind zijn moeder altijd graag zal zien, dat wij na onze dood van niets nog een besef zullen hebben.

Waarom zouden wij dan van niets nog een besef hebben? Misschien is het nu zo (niemand kan het bevestigen), maar zal het ook zo zijn in het uur van onze dood? Wij nemen dat alles aan, maar op basis waarvan? Zal twee plus twee morgen nog altijd vier zijn? Of vanavond? Straks? Begrijpt u wat ik zeg? En zo ja, op basis waarvan ga ik ervan uit dat dit zo is? Nog zo’n a priori.

Neen, beter niet daaraan te denken. Het werkt verlammend. Enkel sciencefictionauteurs varen er wel bij.

Blijft de tijd in dezelfde richting voortgaan? Blijft de Aarde draaien? Doet ze dat niet, dan gaat morgen in elk geval de zon niet nog eens op zoals ze dat vandaag heeft gedaan. En zo is de cirkel rond. (Zal de cirkel altijd rond zijn? Wat is rond?)



6832

Oradour-sur-Glane (F) - 230414

 

woensdag 17 mei 2023

6831

Oradour-sur-Glane (F) - 230414

dinsdag 16 mei 2023

6830

Oradour-sur-Glane (F) - 230413

 

maandag 15 mei 2023

afscheid van mijn digitaal bestaan 306

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


14 januari 2012



Een vissersboot in Aalter





Vorige zondag [7 maart 2008] vonden we op een aftands industrieterrein in Aalter-Brug, aan het kanaal van Brugge naar Gent, een man die met een kettingzaag een vissersboot aan het slopen was. Een titanenwerk, want de eiken balken waaruit de romp was opgetrokken, zagen er bijzonder stevig uit. De boot, in de jaren vijftig van de vorige eeuw gebouwd voor de Zeebrugse vloot, was vijftien jaar geleden in het bezit van deze man gekomen. Hij had de boot gerestaureerd, had er een nieuwe brug op gebouwd, had de intentie gehad om het schip als pleziervaartuig te gebruiken. De boot had een tijdje in het kanaal voor het industrieterrein aangemeerd gelegen. Tot op een dag, aldus de man, die met zijn kettingzaag in de hand even verpoosde en heel bereidwillig onze vragen beantwoordde, een kerel met een simpel boortje zeven gaten in de romp had gemaakt. Onder de waterspiegel. De boot had water gemaakt en was gezonken. Wie de dader was, daar had de booteigenaar wel een vermoeden van. Ook van het motief voor de misdaad: korte tijd daarvoor had een bende jongeren gereedschap uit de boot gestolen. Zij waren geïdentificeerd met behulp van beelden van de bewakingscamera op het aanpalende industrieterrein. De booteigenaar had de politie op hen afgestuurd, en blijkbaar hadden zij het nodig gevonden zich voor deze smadelijke confrontatie met de arm der wet te wreken.

Bewijzen wie de boot tot zinken had gebracht, kon de man niet. Hij werd verplicht om het wrak uit het kanaal te laten ophijsen – dat karwei alleen al had hem een paar honderdduizend frank gekost – en nu moest hij van de eigenaar van het terrein de boot zo snel mogelijk doen verdwijnen. Dat doe je niet in één, twee, drie – en omdat het laten wegslepen en slopen ook een bom geld zou kosten, deed de man het dan maar zelf.

Met de kettingzaag maakte hij sneetjes in de scheepswand – ’t was alsof hij een draak met een aardappelmes te lijf ging. Hij was veroordeeld om, als het ware, in zijn eigen vlees, in zijn eigen droom te snijden. Dat het pijn deed, was duidelijk: hij sprak met liefde over de boot, wanneer deze was gemaakt, uit welke hout- en metaalsoorten, wat voor een motor er in stak en uit welke onderdelen deze bestond en hoe zwaar dat allemaal woog. De motor alleen al woog zeven ton, had drie cilinders (die om het uur door de bemanning moesten geolied worden) en was in het Duitse Kiel gemaakt. De boot woog bij het ophijsen zeventig ton, met behulp van tegenwichten had men kunnen beletten dat de kraan bij het bergen was gekanteld. Er hadden duizenden vissen in de boot gewoond: dat was gebleken na het ophalen. Dat was dan ook het eerste karwei geweest toen de boot op het droge lag: een wel één meter dikke laag blinkende en wriemelende bliek terug het kanaal in werpen. ’t Was geen vissersboot meer, maar een visboot.

Terwijl de man dit alles vertelde, maakte ik wat foto’s. Vanuit de heup fotografeerde ik ook de schipper-sloper terwijl hij naar zijn schip keek en erover vertelde. Er blonk iets vreemds in zijn ogen, er klopte iets niet aan zijn verhaal. Hij ging niet in op het medeleven dat ik hem betuigde voor zijn toch wel pijnlijke karwei. Het was alsof hij iets achterhield. Ik weet het niet, het was maar een gevoel. Misschien, zo beeld ik mij nu in, was de boot door een eigen stommiteit gezonken, en had de man het hele verhaal verzonnen en achteraf de zeven gaatjes geboord om het te doen kloppen.


6829

Oradour-sur-Glane (F) - 230414

 

zondag 14 mei 2023

driekleur 519

Een salamander, zwart als drop, glanzend als honing. Als je hem op je hand neemt om het gezicht te bekijken: ook de ogen zwart, ontspiegeld. Volkomen duister wat hij ziet.

De hoge jacht van een grijs met rode rotskruiper op een geel met bruine vlinder.

Koos van Zomeren, Ruim duizend dagen werk, 96

6828

 

F. - 230413

zaterdag 13 mei 2023

facebookbericht 1160

Dit stukje televisie krijgt van mij - om heel veel verschillende redenen - de prijs van.... Welke prijs, ach, ik weet het niet. De prijs van het geluk dat ik heb ervaren bij het bekijken. De prijs van mijn geloof dat dat ellendige televisiemedium nog niet helemaal verkwanseld is. De prijs van mijn waardering voor mensen die het aandurven om tegen de stroom in te gaan.

Bekijk het, en ervaar ook dat geluk, dat geloof, die waardering.




facebookbericht 1159

t Is maar een peiling hé, maar ondertussen ligt de ‘modale’ Vlaming vooral wakker van of hij nu ja dan neen een apparaat gaat kopen om het zogenaamde onkruid van tussen de kasseien van zijn oprit te verwijderen. Sterk werk!

6827

 

Omgeving La Souterraine (F) - 230413

vrijdag 12 mei 2023

afscheid van mijn digitaal bestaan 305

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

20 december 2011

APPARTEMENT

Wat moet je zeggen: op een appartement wonen, of – zoals je in een huis woont – in een appartement? In klinkt in elk geval geborgener. Terwijl in ‘op een appartement’ behalve de hoogte ook het voorlopige van ‘op kamers’ resoneert – alsof het betrekken van een appartement geen volwaardige manier van wonen zou zijn. (In dat ‘op kamers’ hoor je ook: studenten, vrijgezellen, mannen alleen. En in nog andere (en oudere) registers: hospita, gemeubeld, huisreglement, geen bezoekers van de andere sekse toegelaten.)

Wat schreef ik? Een ‘volwaardige’ manier van wonen? Wat zou dat kunnen behelzen? In die volwaardigheid is het rurale nog aanwezig, het gelijkvloerse ook, een rechtstreeks contact met tuin, straat en buren. En in een ‘volwaardige’ woning heb je, zo beeld ik mij dan in, ook de veel meer bij het volle of volledige leven aansluiting vindende opdeling van de ruimten: kelders vol geweckte kersen en peren en festieve wijnvoorraden, een zolder als stoffig depot van het verleden, de voutekamer met een bed waarin geboren wordt en gestorven, de open haard, de binnenkoer, de garage, en onder de dakpannen de kamers voor het personeel, barstensvol weemoed en ongehoorde tranen… En er zijn de trappen en de gangen, die in een huis niet, zoals in een appartementsgebouw, deel uitmaken van de met anonieme anderen gedeelde gemeenschappelijke ruimte maar op eigen wijze – een lichtgevend mariabeeldje op het eind van de gang, het kraken van de zevende en dertiende trede – bijdragen tot het eigen karakter van de woning, de intimiteit, de huiselijkheid.

De gezelligheid – maar dat is een woord dat ik liever niet gebruik.

Een appartement staat los van alles. Het is, welbeschouwd, niet veel méér dan een inwisselbare doos tussen dozen. We spreken niet of toch zeker niet zo makkelijk van een ouderlijk appartement. Huizen daarentegen hebben een eigenheid die niet tot stenen en glas valt te herleiden. De functie van appartementen is: wonen en niet veel meer dan dat. Huizen zijn nesten, appartementen woonmachines. Ik kan mij moeilijk indenken dat een kind van wieg tot uitvliegen een kwarteeuw lang op hetzelfde appartement zou wonen – ik vind een appartement zelfs helemaal niet geschikt voor een gezin. Het is bij uitstek de – tijdelijke – wooneenheid van de solitair, de soloman die geen volledig huis van doen heeft.

Mijn appartement ligt op de hoogste verdieping en ik heb het graag zo. En dat niet alleen omwille van het uitzicht (op honderdjarige bomen van een park, in mijn geval) – het idee gesandwicht te zitten tussen twee vreemde leefwerelden waarmee je geen andere dan een auditieve band hebt (voetstappen, muziek, geruzie, wenende kinderen…), staat me tegen. Mensen hebben ruimte nodig – in die zin kunnen appartementsgebouwen nooit méér zijn dan een precaire noodoplossing.

Regelmatig komen mijn kinderen eten op mijn appartement. Dan zijn we een paar uur samen. En om de zoveel tijd breng ik er met mijn [toenmalige: 2011!] vriendin, S., een paar dagen samen door. Dan heeft het appartement iets van een hol, een nest, maar ook van een gedeelde werkruimte waarin de dingen en de boeken blij zijn dat ze niet alleen mij hoeven te dienen. Ik ben dan nergens elders even graag. En laat nu net dat de definitie zijn van zich thuis voelen.

Eén keer heb ik een tijdje een appartement bewoond dat zich niet op de hoogste verdieping bevond. Dat was in het begin van de jaren tachtig, nadat het ouderlijke huishouden – in een écht huis – door de scheiding van mijn ouders was gëimplodeerd. En in één moeite mee: de hele omgeving, mijn hele kindertijdbiotoop. Mijn moeder verhuisde naar een appartement aan de rand van de stad, ik ging er af en toe, zeer tegen mijn zin, logeren. Nu is dat appartementsgebouw volledig gerenoveerd en zuinig gemaakt. Boven en onder hoorde je toen de buren. Het gerucht van het nooit ophoudende verkeer dat stopte voor de verkeerslichten aan de stadspoort en dan weer optrok, drong gemakkelijk naar binnen door het enkelglas van de schuiframen. Zoveel glas was er, dat ik de woonst van mijn moeder ‘het aquarium’ noemde. In die naamgeving lag mijn weerzin voor die plek besloten.



6826

Omgeving La Souterraine (F) - 230413

 

donderdag 11 mei 2023

afscheid van mijn digitaal bestaan 304

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

8 december 2011

APOLITIEK

Hoe beperkter de vrijheid van onderdanen, hoe groter hun politieke betrokkenheid. Kijk naar de gretigheid waarmee de ingezetenen van de Oostbloklanden met hun grauwe kleren en veel te grote brillen en dampende Trabantjes het westerse kapitalisme en de bijhorende democratie omarmden; kijk naar de doodsverachting waarmee totalitaire regimes worden bestreden – met de man die in China voor een tank ging staan als icoon; kijk naar de verbetenheid waarmee tienduizenden Noord-Afrikanen, Jemenieten, Syriërs en nu Russen het voorbije jaar voor meer inspraak hebben gevochten. Kijk ook naar de opkomst bij verkiezingen die in jongere democratieën altijd opvallend hoog is, in elk geval hoger dan in oudere, verdoofde, ingedommelde democratieën. Zoals de onze. Een apolitieke houding gedijt – mutatis mutandis – het best waar de vrijheid niet in gevaar is.

Een democratisch bestel heeft, zeker in vergelijking met dictaturen en tirannieën die het niet nauw nemen met wat wij ‘de mensenrechten’ noemen, vele voordelen maar toch ook een paar minpuntjes – en het is vreemd te moeten vaststellen dat daarop een taboe rust. Het vergt politieke incorrectheid om die minpuntjes ter sprake te brengen. Een ervan is dat een democratie uit zichzelf niet bij machte lijkt om te beletten dat bij de talrijken die het voorrecht genieten er in te kunnen leven een neiging tot apolitieke instelling ontstaat. In een democratie lijkt niet alleen het bestuur maar op den duur ook het denken te worden gedelegeerd – en dat maakt een democratie tot een bij uitstek gevaarlijke bestuursvorm: de onderdanen worden minder alert en zijn daardoor een gemakkelijke prooi van misleiding. Bijvoorbeeld door het feit dat het democratisch systeem waaraan zij hun macht hebben afgestaan onmerkbaar verglijdt tot iets wat nog wel de gedaante van een democratie aanneemt maar het eigenlijk niet meer is.

Wij, die zolang ingedommeld waren, worden in deze onstabiele tijd bruusk uit onze illusie gewekt. Wij worden wakker en stellen vast dat de muren dik zijn, de ramen klein en de tralies ervoor stevig. Bovendien zit de deur op slot. Wij zitten gevangen in een systeem dat ons heeft ingepalmd zonder dat wij daar iets van hebben gemerkt. Of misschien hebben wij er wel iets van gemerkt, maar dan hebben wij er toch niet adequaat op gereageerd. En dat systeem blijkt niet te zijn: een democratie. Wij huilen, wij voelen ons bedrogen, wij rukken ons de haren uit het hoofd: waren wij al die tijd maar niet zo apolitiek geweest!

Maar wat voor een systeem is dat dan waarin wij ontwaken? Het is een systeem dat perfect overeenstemt met de makke, luie, gedachteloos consumerende en de neus voor politiek ophalende schapen die wij intussen geworden zijn. Schapen die de politici zakkenvullers noemen. Schapen die zien dat de hebzucht die hen drijft ook op de hoogste niveaus een drijfveer is. Schapen die zien dat de wolscheerders het meeste macht hebben. Eenzame schapen bovendien, die op zoek naar het groenste gras de kudde uit het oog verloren en het blaten verleerd zijn.

6825

Oudenburg - 230409

 

woensdag 10 mei 2023

6824

NMBS - 230407

 

dinsdag 9 mei 2023

6823

Station Gent-Sint-Pieters - 230409

 

maandag 8 mei 2023

6822

J. - 230404

 

zondag 7 mei 2023

facebookbericht 1158

Jan en Fernand, één strijd!

https://www.standaard.be/cnt/dmf20230507_96309946



afscheid van mijn digitaal bestaan 303

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

26 november 2011


STRAATZICHT

Met het programma Google Street View kun je foto’s van je eigen straat, en van die van een ander, bekijken. Veel meer dan dat is het niet. Je ziet de huizen in de straat, de auto’s en de passanten, en als er geen huizen staan, de weiden, de bomen, de akkers, de koeien. Maar ’t is maar interessant natuurlijk als er huizen staan. Dan kun je zeggen: kijk, dat is mijn huis, het staat op Street View. Dat is nogal wiedes want als het niet op Street View zou staan, dan zou Street View geen ‘street view’ zijn maar iets anders en dat is het dus niet. Als er mensen te zien zijn, is het ook interessant. Even interessant als wanneer ik nu van achter mijn scherm zou komen, de straat zou opgaan en daar mensen zou zien. Razend interessant. Bovendien zie ik iedere keer dat ik op straat kom andere mensen. Op Google Street View zijn het altijd dezelfde.

Ik heb eigenlijk nog altijd niet gesnapt wat de bedoeling is van Google Street View. Je kunt virtuele wandelingen maken op plaatsen waar je al bent geweest – en dan doe je niet veel anders dan herkennen wat je al kent. Je kunt ook virtuele wandelingen maken op plaatsen waar je nog niet bent geweest – maar zeg mij, wie houdt zich daarmee bezig. Je doet het één, twee, hooguit drie keer en dan merk je hoe oersaai dat is. Nóg saaier dan de werkelijkheid – il faut le faire. Rondwandelen of fietsen gaat overigens gemakkelijker dan die onhandige knoppen bedienen. En je kunt al een paar jaar met Google Earth zowat elk plekje op de planeet overvliegen, maar wat is daar de lol van? Doet u het? Ik niet, hoor.

Er zijn mensen die vinden dat Google Street View een inbreuk is op hun privacy. Nu nog even abstractie gemaakt van het feit dat Google Street View werkt met foto’s die twee tot drie jaar oud zijn, voelt u zich aangesproken door dit bezwaar? Ik vraag het maar, hoor. Wat is er op straat te zien wat niet mag gezien worden? Google heeft alle autonummerplaten en aangezichten van passanten onherkenbaar gemaakt. Als u toevallig op bezoek was bij uw maîtresse toen het wagentje van Google Street View passeerde om foto’s te maken, dan kunt u op uw beide oren slapen: uw wettige echtgenote zal u niet herkennen. Maar wat kan er verder nog zijn in het straatbeeld dat een bedreiging vormt voor uw privacy? Sommigen vinden dat de gevel van hun huis, die nu ook te zien is op Google Street View, onherkenbaar moet worden gemaakt. Maar dat is toch te gek? Een gevel is toch een gevel en dient nu toch net om gezien te worden? De politie vindt dat Street View een hulpmiddel is voor boeven. Alsof die gaan betrouwen op foto’s die twee of drie jaar oud zijn. Iemand maakte zijn beklag omdat hij op Street View een geliefde had herkend die intussen overleden is – maar een ander vond dat nu juist tof en betreurde het dat zij niet herkenbaarder was: het maakte haar opnieuw een beetje levend.

Interessante gedachte overigens: hoe ouder de foto’s zullen worden, hoe meer schimmen er zullen rondwaren in de straten van Street View en dan wordt Google Street View wérkelijk interessant omdat we ons dan eindelijk een idee zullen kunnen vormen van het hiernamaals.

Neen, ik begrijp niet waarom Google Street View een aantasting van de privacy zou inhouden. Ik kan niet anders dan vermoeden dat achter die wrevel weer datzelfde streven steekt om zich interessanter voor te doen dan men is als bij het ongenoegen dat mensen steeds vaker tentoon spreiden als ze ongevraagd gefotografeerd worden. Deze wrevel, dat streven en dat ongenoegen zouden ons iets duidelijk kunnen maken over de verstoorde verhouding tussen individu en gemeenschap, tussen privacy en openbaarheid.

6821

Brugge, Gulden-Vlieslaan - 230403

 

zaterdag 6 mei 2023

6820

Ryckevelde - 230403

 

vrijdag 5 mei 2023

facebookbericht 1157

VRT Radio 1 - het reclameblok voor het nieuws van 20 uur: publiciteit van Delhaize (voor barbecuevlees) en van Telenet (voor een nieuwe abonnementsformule).

Onder het motto: nixandehanda.

Zo cynisch ben ik nog niet dat ik dit cynisme voor lief neem.


afscheid van mijn digitaal bestaan 302

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

22 november 2011

APERITIEF

Het aperitief is de eerste te omzeilen klip of, indien het omzeilen al onmogelijk is, het eerste excuus om het alweer een avondje op een drinken te zetten: we zijn al zo ver in de dag, we hebben hard gewerkt, we hebben het verdiend – laat het hek maar van de dam. En dan is het aperitief, omgekeerd, een barrière die de namiddag voor drank heeft gevrijwaard: vóór het aperitief wordt niet gedronken. Och God, laat ons daar vooral niet mee beginnen. Maar kijk, il est apéro moins cinq en de kinderen jengelen en het stoofpotje staat te pruttelen en manlief komt uitgeput thuis van zijn werk…: dan hoort de drinker al de stop van de portofles gaan, het klokken van single malt in de flessenhals, het gerinkel van ijs in het pastisglas. Wacht, ik haal er een olijfje bij, of ik snijd nog een stuk worst, waar is het selderijzout voor op de goudakaas? Kinderen, trek maar een zakje chips open, het eten is nog lang niet klaar.

6819

Brugge, Karel de Stoutelaan - 230401

 

donderdag 4 mei 2023

vraag

Behalve een opiniestuk ( https://www.standaard.be/cnt/dmf20230418_96025636 ) en het antwoord daarop ( https://www.standaard.be/cnt/dmf20230420_96598552 ) verscheen er in de krant die ik lees niets na de Panoreportage over transgenders van 29 maart ( https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/pano/2023/pano-s2023a3/ ) waarover ik hier ( https://pascaldigital.blogspot.com/2023/03/notitie-374.html ) schreef. Het verbaast mij dat er niet meer te vinden is. Weet iemand hoe dat komt? Zijn er elders wél meer reacties verschenen waarin, bijvoorbeeld, de rol van het UZ Gent wordt belicht? 

6818

Brugge, Speelmanskapel - 230401

 

notitie 377

IV – 6

De adellijke Andreola heeft een geheime relatie met een jongeman van bescheiden komaf, Gabriotto. Ze hebben allebei een nare droom, maar onderdrukken hun neiging om deze als omineus te beschouwen en geven zich over aan onstuimig liefdesspel – waarbij Gabriotto het leven laat. Andreola’s dienstmeisje weet haar meesteres voor zelfmoord-uit-verdriet te behoeden. Samen worden ze bij hun poging om het lijk van Gabriotto achter te laten op de drempel van diens huis betrapt door de nachtwacht. Deze brengt het lijk en de twee vrouwen tot bij de baljuw, die, na een lijkschouwing te hebben laten uitvoeren waaruit bleek dat Gabriotto aan een natuurlijke dood is gestorven, bereid is Andreola vrij te laten, op voorwaarde dat zij hem, de baljuw dus, ter wille is. Dat is zij niet. De baljuw ziet zich genoodzaakt Andreola’s vader om de hand van diens dochter te vragen. Andreola ziet geen andere oplossing dan zich, samen met haar dienster, in een klooster terug te trekken.

IV – 7

De ‘ondanks haar nederige afkomst’ mooie en aardige Simona uit Firenze wordt verliefd op de al even aardige en bescheiden Pasquino. Na wat geminnekoos in het park sterft de jongeman nadat hij met een blad van een saliestruik zijn tanden heeft opgewreven. Simona wordt van moord beschuldigd. Wanhopig demonstreert zij ten overstaan van de rechter hoe haar geliefde aan zijn eind is gekomen. Ook zij sterft. Onderzoek wijst uit dat een grote giftige pad, die onder de saliestruik een onderkomen had gevonden, de schuldige is.

IV – 8

De moeder van Girolamo , weduwe van een rijke koopman, vindt de komaf van kleermakersdochter Salvastra, op wie Girolamo zijn zinnen heeft gezet, te laag en stuurt haar zoon op handelsmissie naar Parijs, in de veronderstelling dat hij daar zijn premature, socialeklassengrensoverschrijdende gevoelens zal omturnen tot een volwassen liefde voor een adellijk meisje. Maar de liefde laat zich niet dwingen! Wanneer Girolamo na twee jaar buitenslands terugkeert naar Firenze, blijkt, tot zijn niet geringe ontzetting, Salvastra ondertussen gelukkig getrouwd te zijn. Girolamo kruipt, zonder dat de echtgenoot het merkt, naast Salvastra in het echtelijke bed en sterft daar van verdriet. Met de hulp van de echtgenoot wordt het lijk geëvacueerd. Salvastra gaat de volgende dag de aflijvige bewenen en beseft pas dan goed dat haar liefde voor hem niet was bekoeld. Zij werpt zich op Girolamo’s lijk en sterft eveneens van verdriet.

IV – 9

De Provençaalse ridder Guilhem de Cabestanh wordt verliefd op de vrouw van zijn vriend Guilhem de Roussillon. Het blijft niet bij verliefdheid. Roussillon wreekt zich op zijn vriend door hem het hart uit te rukken. Ook zijn vrouw verdient straf. Roussillon serveert haar het door zijn kok op smaak gebrachte hart van haar minnaar. Wanneer haar duidelijk is gemaakt welk gerecht zij wellustig heeft verorberd, stort zij zich uit het raam.

IV – 10

Dokter Mazzeo della Montagna uit Salerno is te oud om aan alle wensen van zijn jonge echtgenote tegemoet te komen. Daarom zoekt zij elders vertier, en zij toont zich daarbij weinig kieskeurig want zij vindt soelaas in de armen van de liederlijke edelman Ruggieri d’Agerola. Wanneer de dokter voor een spoedopdracht een nacht uithuizig is, weten de twee wat gedaan. Ruggieri drinkt in het huis van de dokter van een flacon, niet wetende dat het een opiumbereiding is, door de dokter klaargemaakt voor een de volgende dag uit te voeren amputatie. De zwaar verdoofde Ruggieri wordt door de doktersvrouw voor dood aangezien en met de hulp van haar dienstmeid in een kist gepropt, die vervolgens op straat wordt gedumpt en door twee dieven wordt meegenomen naar hun huis. Ruggieri weet zich daar uit de kist te bevrijden, maar wordt wegens poging tot inbraak bij de lurven gevat. Niet geholpen door zijn ongunstige reputatie, wacht hem de strop. De dienstmeid van de doktersvrouw zet alle zeilen bij om zowel de reputatie van haar meesteres als de onfortuinlijke Ruggieri te redden. Zij dist zowel de dokter als de rechter een aangepaste versie van de feiten op.


Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)