27 januari 2002
Droom: Ik rijd met P. over Duitse
snelwegen. We rijden vele tientallen kilometer om doordat we onzorgvuldig zijn omgesprongen
met de kaart. We rijden tot we een wegwijzer ‘Darmstadt’ zien, die om de een of
andere reden verlossing lijkt te beloven…
*
P. is aan het herschikken en
verhuizen. Het kunstboekenrek stort in. Naar aanleiding daarvan zegt P.,
duidelijk geschrokken en naar eigen zeggen ternauwernood aan het rek en zijn
lading ontkomen, dat ze ‘ziek’ wordt van al die boeken. Ik bespeur achter die
woorden een minder prettig aanvoelende betekenislaag.
*
T. antwoordt ‘door de deur gaan’,
wanneer ik hem vraag wat hij nu aan het doen is. Ik vraag het op het ogenblik
dat hij de deur openduwt. En hij antwoordt ‘hier en in Australië’, wanneer zijn
moeder hem vraagt of hij haar geen twee plaatsen had kunnen noemen die nóg
verder uit elkaar liggen dan de voordeur en de slaapkamer (…)… In die fase is hij
nu dus aanbeland. ‘Astrant’, zeiden ze bij mij vroeger. ‘Brutaal’, ja, maar niet
gespeend van humor, toch.
*
Ondertussen zit ik wel met de
vraag wat me doet denken dat ik mijn vader in Riva del Garda moet gaan
opzoeken. De brief die ik deze week van hem heb ontvangen, een brief die niets
anders lijkt dan een schreeuw om aandacht? Mijn geweten? Mijn belangstelling
als would-be-familie-archivaris, die me doet beseffen dat ik nú moet handelen
als ik de eindjes van mijn uiteengevallen voorgeschiedenis alsnog aan elkaar
wil knopen? T.’s expliciete (en vanmorgen op de wandeling nog eens bevestigde)
verlangen om zijn grootvader nog eens terug te zien?