zaterdag 12 juli 2025

LVO 248

fragment uit Het maaiveld


De tweede invloed die mijn leesagenda bepaalde, was natuurlijk die van de school. Ik ben van de generatie die in de jaren zeventig tussen haar vijftien- en achttiende een portie magisch realisme en maatschappijkritisch proza te verwerken kreeg, alsof er in de Vlaamse letteren niets anders bestond en nooit iets anders had bestaan. Weliswaar was in die prille postconciliaire jaren de literatuurcanon niet meer onderworpen aan de Index librorum prohibitorum, die lange tijd in het door katholieke instellingen gedomineerde culturele klimaat de toon had gezet, maar Walschap en Claus werden allicht toch nog altijd te antiklerikaal en libertair bevonden om op de literatuurlijst te prijken, terwijl men Stijn Streuvels waarschijnlijk te boers en gedateerd achtte, en Maurice Gilliams te wuft. Neen, in de plaats daarvan kregen wij Johan Daisne en Hubert Lampo voorgeschoteld, en natuurlijk ook Jos Vandeloo en Ward Ruyslinck. Vooral Vandeloo viel in de smaak van de leerlingen want diens boekjes telden een beperkt aantal pagina’s en hadden ook inhoudelijk weinig om het lijf. Ik ging in tegen de intellectuele luiheid van mijn klasgenoten en besprak bijzonder grondig de volumineuze Ruyslinck-roman Het dal van Hinnom. De enige reden waarom ik geen tien kreeg, herinner ik mij, was omdat ik had nagelaten de titel te verklaren. Voor mij was Hinnom een naam geweest als alle andere – ik had er niet bij stilgestaan dat ik de diepere betekenis die eraan te verbinden was in de Bijbel had kunnen terugvinden, als ik mij tenminste de moeite zou hebben getroost ernaar op zoek te gaan. Dat had dan wel in de leeszaal van de bibliotheek moeten gebeuren want een Bijbelwoordenboek was in de bibliotheek van mijn ouders niet aanwezig, en zoekmachines bestonden toen uiteraard nog niet.

Toen ik later begon te recenseren, heb ik mij een paar keer afgevraagd wat er met mijn boekbespreking is gebeurd. En dan bedoel ik vooral: het materiële object, dat tiental handgeschreven bladzijden. De bespreking moet ergens in een map zijn beland, en die map in een lade van een kast, en die kast maakte toen wellicht deel uit van het schoolarchief, maar waar was dat archief? Op zolder? In de kelder? En hoelang werd dat archief bewaard? Vanaf hoeveel jaar ging men alsnog over tot de vernietiging van de – uiteraard – zinloos bewaarde huiswerken, toetsen, proefwerken, verhandelingen, boekbesprekingen...?

Halverwege de jaren negentig ging ik, in de hoedanigheid van de literatuurjournalist die ik toen was, Jos Vandeloo interviewen in zijn bescheiden halfopen rijwoning in een Antwerpse randgemeente. De aanleiding was zijn zeventigste verjaardag. Vandeloo had, voor het eerst in jaren, nog eens een prozaboekje gepubliceerd, maar daar keek niemand nog naar om. We hadden het er ook in dat interview nauwelijks over, al deed ik wel mijn best ‘s mans werk niet te miskennen. We hadden het vooral over de betekenis die hij samen met Ruyslinck had gehad, over de talrijke vertalingen van zijn werk, tot in Roemenië en Tsjechië toe, en over het feit dat de cynische generatie Lanoye-Brusselmans de maatschappijcritici al geruime tijd van de literatuurlijsten had verdrongen. Ik viste naar de verbittering waarvan ik veronderstelde dat de lezers van de krant waarvoor ik werkte erop zaten te wachten, maar oogstte mager. Vandeloo bleek een vrolijke en nog altijd levenslustige man. Hij had nog twintig jaar voor de boeg.

Vele jaren nog zag je de boeken van Vandeloo en Ruyslinck op de planken van menige tweedehandsboekhandel verschijnen: de nabestaanden van de generatie van net na de Tweede Wereldoorlog ruimden de nagelaten huisbibliotheken op. Maar op den duur viel de twee gesels van de literatuurlessen uit de jaren zeventig zelfs die recyclage niet meer te beurt.

Nu wordt op school helemaal geen serieuze literatuur meer gelezen. Oké, Ruyslinck en Vandeloo hadden een beperkte houdbaarheid en passen niet meer in de tijdgeest. Goed dat we daarvan af zijn. Maar wat met Streuvels, Walschap, Gilliams, Elsschot, Brulez? En zijn er bij de jongere generaties dan geen interessante Vlaamse schrijvers?


over mijn herinnering aan Het dal van Hinnom ook nog hier: https://pascaldigital.blogspot.com/2024/12/boekverhaal-7.html

en hier mijn interview (1995) met Jos Vandeloo: https://pascaldigital.blogspot.com/2015/10/jos-vandeloo-1925-2015.html