donderdag 17 juli 2025

boekverhaal 61

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


september 1990

RAD

Ik denk niet dat ik de eerste keer dat ik Under the Volcano las, in het Engels, al door had wat voor een meesterwerk het is. Dat was in het najaar van 1990. Twintig jaar later las ik de roman van Malcolm Lowry een tweede keer, nu in het Nederlands en veel grondiger. We hadden het boek gekozen voor de leesclub die ik begeleidde – en zoals het een goede leesclubbegeleider betaamt, had ik zorgvuldig notities gemaakt, was ik op zoek gegaan naar motieven, verbanden, compositorische en stilistische kwaliteiten, enzovoort. In maart 2011 las ik Onder de vulkaan een voorlopig laatste keer en was ik er helemaal van overtuigd: dit is wat een roman in het allerbeste geval kan zijn. Dit is een kunstwerk waarin je je gerust meerdere keren kunt onderdompelen.

Het is geen boek om vrolijk van te worden, maar dat doet er niet toe. De schoonheid en het meesterschap doen je inzien dat, in het licht van waar het in de allerbeste literatuur echt om kan gaan, welbehagen en amusement verwaarloosbare finaliteiten zijn.

Het is veertien jaar en dus al veel te lang geleden dat ik het boek las en dus staat het me niet meer voor de geest. Enkel een algemene sfeer van dreiging en onafwendbare ondergang. Ik bekijk de notities die ik toen maakte.




Leitmotieven: lijkje in trein; vulkanen; Faust; Samaritaan; licht-donker; het rad; de kloof; liefde; de gieren; de honden; nummer 7; de duivel; bebloede handen (…)’

Bij ‘het rad’: ‘tijd, leven, structuur boek, esoterie, eeuwige terugkeer’, alsook een reeks paginanummers, die verwijzen naar met potlood aangestreepte passages in het boek: ‘het al draaiende vliegwiel van de persen’ (66); ‘molenradachtige reflecties van zonlicht op water’ (130); ‘Na de band te hebben opgeraapt slingerde hij hem opnieuw ver voor zich uit en herhaalde dit proces, met zijn onherleidbare logica waartoe hij zich voor eeuwig verplicht leek te hebben’ (258); ‘een donkere ellips op de grond, het draaiende verbogen wiel van een jongensfiets’ (319); ‘de zon die om het lichtende rad van deze melkweg draaide’ (368); ‘het waren geen planeten, want het was helemaal geen draaimolen, maar het reuzenrad, het waren sterrenbeelden, en in het middelpunt daarvan brandde, als een groot koud oog, Polaris, en daar draaiden ze allemaal omheen’ (382).

Het rad is maar een van de vele motieven, dit boek is een schatkamer, een bron van eindeloos, onuitputtelijk genoegen.

Ik herlees de eerste twee, drie bladzijden. En ja, daar staat het al allemaal. Zoals in De man zonder eigenschappen van Robert Musil zoom je vanuit het allerbreedste, kosmische perspectief in op een concrete plek: de stad. Quauhnahuac, maar het had een andere stad kunnen zijn want de thematiek van roes, rouw en neergang is universeel. De muren en steegjes. De ‘zevenenvijftig cantina’s’ die de stad telt. Het verval dat overal toeslaat. Kijk naar de adjectieven in de derde alinea: ‘troosteloos’, ‘geruïneerd’, ‘treurig’, ‘verlaten’. In de verte komt de Allerheiligenprocessie voorbij. En dus de dood. Twee mannen drinken anijsspul uit een fles met een etiket waarop, uitermate omineus, een duivel prijkt. Ze denken aan wat een jaar geleden is gebeurd. Je bent mee in het verhaal en onthoudt, subliminaal, de sfeer die door de eerste woorden en beelden wordt voorbereid.

Lowry’s uitgever tekende bezwaar aan tegen het manuscript. Lowry, die heel goed wist wat de waarde van zijn boek was, schreef een zeer omstandige brief, goed voor veertig (!) bladzijden in de voorliggende uitgave, een brief die kan worden gelezen als de best mogelijke bespreking. En daarin lees ik nu, tegen het bezwaar van de uitgever dat het boek te traag op gang komt, dat het eerste hoofdstuk ‘noodzakelijk is omdat het, zonder dat de lezer het zelfs maar beseft, zowel de stemming en de toon van het boek bepaalt (…) en bovendien het terrein in kaart brengt’. Verderop in de brief verduidelijkt Lowry dat zijn hoofdpersonage, de aan drank tenondergegane consul Geoffrey Firmin, staat voor een hele beschaving die aan het wegzinken is. De gebeurtenissen in Under the Volcano spelen zich af in 1939. Het boek is dus niet alleen een meesterwerk dat op zichzelf staat, het staat ook in zijn tijd en, aangezien onze tijd op die tijd gelijkt, in de onze.


Malcolm Lowry, Onder de vulkaan (1998, vertaling door Peter Bergsma van Under the Volcano (1947))