In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.
april 1991
INDIEN ERNSTIG ZICH ONTHOUDEN
Mijn kennismaking met Koen Peeters verliep wat stroef. Mijn niet al te gunstig verslag werd een van mijn eerste gepubliceerde recensies. Wanneer ik nu dit ‘signalement’ herlees, schaam ik mij ervoor: het is slordig haastwerk en doet zeker geen recht aan de ervaring die het lezen van Bezoek onze kelders bij mij had teweeggebracht. Al was ik toen allicht niet in staat daar de juiste woorden voor te vinden.
Nu denk ik beter te weten. Wat ik toen moet hebben ervaren, gevormd als ik was door wat je een traditionele leerschool in het lezen zou kunnen noemen, was iets wat vergelijkbaar was met mijn eerste grondige contact met het werk van Georges Perec een tiental jaar later: literatuur kon méér zijn, of zelfs iets totaal anders, dan in eerste instantie een verhaal; literatuur kon een compositie van taal zijn, een weefsel van woorden en motieven, een spel waarbij de verwijzing naar een werkelijkheid, laat staan een hógere werkelijkheid die een licht van zin en betekenis over het leven laat schijnen, niet in de eerste plaats of zelfs helemaal niet aan de orde is.
Postmodern. Ja, in die tijd, vroege jaren negentig, ronkte dat woord en ik kreeg er geen vat op. Ik herinner mij dat ik toen eens aan mijn veel jongere collega Kurt De Boodt vroeg om het mij uit te leggen, wat de term, die als een passe-partout overal op leek te passen, als een toverformule al bij al, dan toch kon betekenen.
Nu weet ik het min of meer, maar toen nog niet en dat is, denk ik nu, de reden waarom ik geen vat kreeg op Peeters’ boek.
De afwezigheid van een hogere zin. De relativering van hiërarchieën en het naast elkaar plaatsen van zaken die thuishoren in verschillende contexten. Het verzamelen van triviale objecten. Het doorbreken van het verschil tussen hoog en laag. Ironie. Zelfspot. Voorgewende ernst. Spel.
*
Ik bevind mij in De Panne en herlees tussen half vijf en half zes in de vroege ochtend van 23 juli 2025 het eerste hoofdstuk van Bezoek onze kelders, getiteld ‘De machine van Talens’. Ik merk, hoewel ik het boek al twee keer las, een eerste keer in 1991 en een tweede keer in 2018, dat de tekst als nieuw is. Dit is goed geschreven, dit trekt me met zich mee, dit is heel erg bevreemdend – maar het valt me op dat mij van mijn twee vorige leesbeurten niets is bijgebleven.
De wasmachinetechnieker ‘Fr. Coopman’ moet in het Kempense dorp ‘K.’ van alle in particuliere huizen aanwezige wasmachines van een bepaald niet nader genoemd merk en type de sluitring vervangen. Fabricagefout. Van elk van de huisvrouwen die hij zo doende ontmoet, probeert hij een kitsch-kunstwerkje te ontfutselen waarop hij, in hun woningen, zijn oog heeft laten vallen. Het gaat om knullige voorstellingen van Kempense landschappen, van voor een ezel gezeten, kunstschilderende individuen, van de H. Maagd. De lijnen van de tekening zijn met een soort soldeerbout aangebracht op houten plankjes. De op die wijze ontstane vlakken zijn ingekleurd met heldere kleuren. Daarbovenop is een laag vernis aangebracht. De maker van deze werkjes is een zekere ‘Talens’. De soldeerbout is: ‘de machine van Talens’. Coopman legt op deze manier een volkomen waardeloze verzameling aan. Hij doet dat ‘met de ernst van een gevaarlijk krankzinnige’ (23).
‘Na een maand was mijn taak beëindigd. Ik had alle wasmachines teruggevonden en voorzien van een nieuwe sluitring. Een “nuttig werk”, besloot de districtsleider. Zo nuttig als een foute sluitring onnuttig is. Het ene hief het andere op. Eigenlijk was er niets gebeurd, behalve dan het ontstaan van mijn collectie.’ (39)
Dit ‘spelletje’ (40) zegt iets over wat literatuur ook kan zijn. Zonder zal de wereld ook wel doordraaien. Als een wasmachine met een defecte of herstelde sluitring – peu importe. Literatuur is een ‘recept tegen verveling en onvolmaaktheid’ (46). Ik merk hoe het citaat over het werk dat ‘[z]o nuttig’ is ‘als een foute sluiting onnuttig is’ me droevig maakt.
Vijfendertig jaar later begrijp ik dit boek beter. Tot op zekere hoogte ben ik bereid om het spel mee te spelen en ja, de auteur van Bezoek onze kelders is een zeer minzame man. (De minzamen, zo heet een van zijn boeken.) Maar ik herken toch ook de bevreemding die mij destijds overviel. Ik herken mijn weigering om alles als niet méér dan een ‘spelletje’ te zien. Ik herken mijn argwaan tegen een te vrijblijvende weigering om ernstig te zijn. (Inderdaad, Het is niet ernstig, mon amour is de titel van nog een ander Peeters-boek. Ik zou het ook eens moeten herlezen want ik weet begot niet meer waarover het ging.)
(Al moet ik zeggen: in De mensengenezer (2017) en De minzamen (2021) is de ernst al veel minder voorgewend.)
Nutteloos, speels, droevig makend… Wat er ook van zij, een blijvende indruk heeft Koen Peeters op mij wél gemaakt. En ik bewaar zorgvuldig al zijn boeken die in mijn collectie aanwezig zijn en die ik al dan niet op de gangbare wijze heb weten te verwerven.
Koen Peeters, Bezoek onze kelders, 1991