fragment uit Het maaiveld
Met mijn klasgenoot Peter Lepoutre onderhield ik enige tijd een wat minder afstandelijk contact dan wat van mij op basis van de ongeschreven vereisten van mijn peergroup kon worden verwacht want echt cool, sportief of tof was Peter toch niet bepaald. Maar hij was mijns inziens wel met interessante dingen bezig en dus zocht ik hem op, tegen alle sociale druk in.
Peter had een houterige houding, een gemillimeterde blonde haardos en een bril van een model dat nu opnieuw in de mode is maar dat in die tijd herinneringen opriep aan missionarissen die niet inzagen welk onheil ze met al hun goedbedoelde ondernemingen aanrichtten in de kolonie. Peter droeg door zijn moeder gebreide debardeurs met talrijke horizontale strepen in kleuren die niet bij elkaar pasten. Peter was in die mate niet sportief dat hij zelfs in een niet bijzonder sportieve klas als de mijne in ongunstige zin opviel. De bok was voor hem een onoverkomelijke hindernis, bij het volleyballen sloeg hij meer naast dan op de bal, en aan voetballen had hij al helemaal een broertje dood.
In de woonkamer van Peters huis, waar ik een paar keer te gast was, stonden op de buffetkast ingelijste familiefoto’s. Daarop waren vroegere versies van Peter te zien: strak in het pak, smetteloos wit overhemd en zwart strikje onder de kin. Peters vader verdiende de kost als beroepsmilitair. Mevrouw Lepoutre had geen beroep. Enfin, ze was huismoeder.
Met als vader een boefer, zoals wij in ons dialect een beroepsmilitair noemden, werden de kinderen Lepoutre (zoon en dochter) hard en rechtlijnig opgevoed. Er werd in de pas gelopen. De woning was proper en op orde. Het gazon werd even streng gemillimeterd als de coupe van de vader en de zoon. En zo waren ook de zeden ten huize Lepoutre. Er werd hard gewerkt, en meer dan dat. Er werd niet buiten de lijntjes gekleurd. Ik ben er nooit voldoende tot in de privésfeer doorgedrongen om het precies te weten te komen, maar het zou mij niet hebben verbaasd dat er aan tafel werd gebeden en dat er bij deviant gedrag, gedrag dus dat niet tegemoet kwam aan de christelijk en militair geïnspireerde verwachtingen, lijfstraffen werden uitgedeeld. Maar misschien doe ik Peter Lepoutre nu onrecht aan – in naam van de literatuur, die mij mede door zijn toedoen in haar greep houdt, verzoek ik hem dit door de vingers te zien.
Overigens denk ik niet dat hij veel deviant gedrag zal hebben vertoond. Hij was in alle opzichten voorbeeldig en zou het later nog heel ver schoppen. Veel verder dan ons allemaal: Peter, zo vernam ik pas heel laat, vlak voor een klasreünie waarover ik nog zal berichten, studeerde sinologie en werd iets belangrijks in het Verre Oosten.