zaterdag 11 april 2020

LVO 154



Mijn vader luisterde naar de radionieuwsuitzendingen van de Radio et Télévision belge en zijn gezin luisterde mee, vanzelfsprekend woordeloos, omdat wij op die momenten aan tafel zaten. In de vroege jaren zeventig werd dat journal parlé voorafgegaan door een programma dat A votre service heette. We zouden het nu een service- of consumentenprogramma noemen. De eindtune werd gevormd door de eerste maten van Help! van The Beatles. En zo bereikten The Fab Four mij dan toch nog, een paar jaar nadat ze hadden opgehouden te bestaan. Ik was elf, of twaalf – zoiets. Hoe kort het muziekcitaat ook duurde, ik keek er elke dag naar uit. Het had iets van een illegale verlokking, een sirenenzang, een klank uit een andere wereld.

Help! In die tune omzeilde een ongehoorde close harmony de strikte regels van de door zijn stilzwijgendheid en wrede onverschilligheid vreeswekkende vaderfiguur, die op het tijdsignaal van één of zeven uur zat te wachten om te vernemen wat er in het land en in de wereld was voorgevallen. Op die manier bereikte mij door de mazen van het net van de gezinscensuur op popmuziek de lokroep uit die andere wereld. Deze lokroep, die tegelijk een noodkreet was – Help! –, vormde niets minder dan een wake up call.

In dat programma – het staat me nog levendig voor de geest – hoorde ik ook voor het eerst Solsbury Hill van Peter Gabriel. Even googelen leert mij dat dat nummer in 1977 uitkwam. Het sloeg bij mij in als een bom, waarop mijn hart van pure opwinding van boom-boom-boom ging! Ik herinner me van dat moment vooral de vreemdheid van het binnendringen van die vrolijke noot in het voor het overige vrij sombere context. En bovendien rustte er op popmuziek, zoals ik al zei, in dat huishouden een taboe, wat van Peter Gabriel een bondgenoot maakte, een samenspannende engelbewaarder.

Had to listen, had no choice.




(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2