woensdag 12 februari 2020

LVO 103

Ik hervat mijn autobiografie LVO met de eerste aflevering van het eerste hoofdstuk 'Gouden jaren' van het tweede deel 'Populierendreef 29'.

‘1961 was het jaar van Gagarin, maar bovenal was dit het jaar van de Muur.’1 Joeri Gagarin beloofde vooruitgang en toekomst, toch zeker in het Oosten. Maar de Muur van Berlijn, die vanaf 13 augustus 1961 werd opgetrokken, plaatste daar voor het zogenaamde Vrije Westen, of het zogenaamd vrije Westen, al meteen een ferme domper op. Twee maanden nadat in Berlijn, om het enigszins sarcastisch te formuleren, de eerste steen werd gelegd, landde ik op een gesplitste planeet. Alsof ik niet in een open en eensgezinde wereld mocht geboren worden, zou ik nu kunnen zeggen indien het bekijken van de wereldgeschiedenis als betrof het de eigen navel niet een al te opzichtige manifestatie van ontoelaatbaar egocentrisme zou zijn.

De wereld was op 12 oktober 1961 al geruime tijd niet meer vrij en eensgezind. Enkele maanden eerder had het incident in de Varkensbaai bijna tot een kernconflict geleid tussen de twee grootmachten. Europa, dat nog altijd het puin van een verschrikkelijke wereldoorlog aan het ruimen was, lag geprangd tussen twee totaal verschillende visies die elkaar enerzijds het licht in de ogen niet gunden maar anderzijds toch ook elkaar nodig hadden om de eigen identiteit af te bakenen en aan zoveel mogelijk planeetbewoners op te leggen. Het was een krankzinnige tijd. Kernraketten werden op wereldsteden gericht, vliegtuigen werden ontworpen om ongezien tot diep in het luchtruim van de vijand door te dringen, een ongebreidelde wapenwedloop was op gang gekomen. Uiteindelijk was het, paradoxaal genoeg, de afschrikking die voor vrede zorgde: de wapens werden niet ingezet omdat die ene druk op de knop linea recta naar het einde van de mensheid zou leiden. De mensen werden met angst in het gareel gehouden en moesten leren wat te doen bij een nucleaire aanval – alsof onder tafel kruipen iets zou uithalen. Ondertussen werd boven hun hoofden in de ruimte een ongeziene imagostrijd uitgevochten. Daarin lagen de Russen aanvankelijk voorop, met hun Spoetnik als eerste satelliet, Laika als eerste hond en Joeri Gagarin als eerste mens in de ruimte. De satelliet, een metalen bol met vier uitsteeksels als de staart van een komeet die voor stabiliteit zorgden en tegelijk ook, daarvan getuigen de foto’s en tekeningen die van het tuig werden gemaakt, snelheid suggereerden, zond signalen uit waar – althans volgens een stripverhaal dat ik ooit las – de Amerikanen gek van werden omdat ze er onontcijferbare geheime boodschappen in bevroedden. De hond, het allereenzaamste wezen ooit, staarde zielig door het raampje van zijn capsule naar die blauwe bol die hij niet kon duiden als planeet en overleefde zijn reis niet. En de mens verkondigde dat hij daarboven nergens een God kon bespeuren – een ingestudeerde quote natuurlijk, hem meegegeven door het volgens westerse priesters ‘goddeloze’ communistische regime dat hem als ideologische sandwichman naar de sterren had geschoten. Maar welke angsten moest Joeri doorstaan? Ground Control to Major Tom.

Joeri Gagarin werd als een held ingehaald, kreeg een hele ijzerwinkel aan medailles opgespeld en stierf, na aan de drank te zijn geraakt, in 1968 op 34-jarige leeftijd achter de stuurknuppel van een MIG-straaljager. De omstandigheden waarin zijn vliegtuig neerstortte bleven onopgehelderd en, zoals dat dan in het jargon van populaire lemmata heet, ‘mysterieus’. ‘Zijn as werd bijgelegd in de Kremlinmuur.’2 Toen ik in 2016 een fietsreis maakte door het voormalige Oost-Duitsland, passeerde ik in Fürstenwalde, enkele tientallen kilometer ten oosten van Berlijn, een school die naar de kosmonaut genoemd was: de Yuri Gagarin-Oberschule.

Op de kosmische eenzaamheid, zou je kunnen zeggen, zullen ze kosmonaut Gagarin wel hebben voorbereid – al kan men zich de vraag stellen of dat überhaupt mogelijk is. Wodka daarentegen sloopt de hardste karakters. De eerste ruimtereiziger probeerde nog zijn rug te rechten, maar ontliep zijn noodlot niet.

1 Geert Buelens, De jaren zestig, 170.
2 Wikipedia






(wordt vervolgd)
lees vanaf hier deel 1