woensdag 26 februari 2020

LVO 116



De herinnering aan de in de verhuizing verloren driewieler is vervormd: hoe kan ik naast een driewieler staan waarvan ik het verlies betreur? De herinneringen aan het huis aan de Prins Alexanderstraat, dat we dus verlieten na de aankoop van het huis aan de Populierendreef, zijn niet vervormd maar vaag. Het zijn nauwelijks herinneringen, eigenlijk. Het zijn beelden, vier in aantal, ingeprent door emoties die op dat moment heftig moeten geweest zijn. Ik was een kind van tweeënhalf-drieënhalf jaar. De chronologie van de feiten die de beelden hebben opgeleverd, is mij niet bekend; ik vermeld ze dus in een willekeurige volgorde. Eerst drie, en daarna de vierde.

Het eerste beeld is een gebarsten ruit. Mijn broer, zes jaar ouder en dus al enigszins balvaardig, had in de tuin zijn schot slecht gericht. Hij zal ongetwijfeld een berisping hebben gekregen. Ik herinner mij niet meer of mijn herinnering werd ingeprent door de ontzetting over die berisping, dan wel door de angst voor de scherpe scherven die getand in het houtwerk waren blijven steken en waarvoor mijn moeder mij allicht zal hebben gewaarschuwd.

Tweede beeld: een speelgoedtreintje dat buiten mijn bereik bovenop een keukenkast was geplaatst. Waarom stond het daar? Was ik gestraft? Was het niet de bedoeling dat ik het al kreeg? Of was het helemaal niet voor mij bestemd? Ik weet het niet meer. Wel in mijn geheugen gegrift, is het gevoel dat iets wat onbereikbaar is teweeg kan brengen. Het hevige verlangen, het smachten, de frustratie, de gelatenheid.

Het derde beeld is al iets uitgewerkter. Het betreft een echte herinnering met een kop (het misdrijf) en een staart (de bestraffing) – met, kortom, de kenmerken van een verhaal of anekdote. Ik was alleen gelaten in de woonkamer. Op de platenspeler, die wij 'pick-up' noemden, draaide een 33-toerenplaat. Ik was zeer geïntrigeerd door dat draaiende ding. Ik onderwierp het aan een onderzoek. Ik ontdekte dat de muziek ophield telkens ik de arm die boven de ronddraaiende schijf hing door middel van een hendeltje ophaalde, en dat de muziek opnieuw begon te spelen telkens ik de arm terug neerliet. Ik had nog niet de leeftijd bereikt dat ik een besef kon hebben van de omvang van mijn vergrijp. Het was domweg een stommiteit van mijn ouders om mij daar alleen bij de platenspeler achter te laten. Mocht een kat zoiets hebben gedaan, je zou het beest ook niet straffen. Maar ik kreeg toch een ferme reprimande. Het zal daardoor zijn geweest dat het voorval mij is bijgebleven. Ook de plaat bleef bewaard. Er zat nu wel een flinke kras op een van beide zijden. Waarom werd hij dan bewaard? Misschien als voorbeeld. Of omdat de andere kant nog beluisterbaar was. Op de plaat stond een uitvoering van de eerste symfonie van Beethoven. Alle andere symfonieën van Beethoven klinken mij nu nog altijd zeer bekend in de oren, maar die eerste ken ik minder goed. Misschien doordat de door mij beschadigde plaat nooit meer werd opgelegd – vanwege die kras.




(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2