Het is de zeer late nacht en de zeer vroege ochtend, het
grijze uur dat nergens bij hoort, het uur waarop je naar bed had moeten gaan of
opstaan, en ik heb geen van tweeën gedaan. Voor de Nôtre Dame is op dit uur
niemand te zien, de ochtendwind zwabbert een beetje door de dode bladeren
achter de kerk en op het trottoir voor de hoofdingang staan drie zeer grote
hallucinerende vuilnisemmers.
Cees Nooteboom, Voorbije
passages, 122
ǁ
Het was al lang geleden dat ik rond had gelopen in deze
stad om vijf uur ’s ochtends, voor zonsopgang.
Georgi Gospodinov, De
wetten van de melancholie, 200