22 jaar later
Portugal, 3 april 1960.
Op een verlaten strand verscheuren honden het lijk van majoor Dantas Castro, de
voortvluchtige leider van een samenzwering tegen het regime van Salazar. Alles
wijst op een politieke moord. ‘Wanneer het lijk naar politiek riekt, kiezen
zelfs de vliegen het hazenpad’, schrijft José Cardoso Pires met onverholen
afschuw in Ballade van het Hondenstrand.
Het weerzinwekkende
hondenmaal is het ijzersterke uitgangspunt van een document – de auteur noemt
het in zijn ondertitel een Verhandeling over een misdaad – dat zich op
drie manieren laat lezen: als reconstructie, als roman, als pamflet. Het boek
is gebaseerd op ware gebeurtenissen. Cardoso Pires haalt bestaande rapporten en
getuigenissen aan en laat op bijzonder suggestieve wijze het probleem van de
ware toedracht spelen.
Door de uitkomst van de
geschiedenis vooraan te plaatsen en de sleutels voor de oplossing van het
raadsel slechts mondjesmaat aan te reiken, houdt de auteur moeiteloos de
aandacht van zijn lezers gaande. Ook al maakt hij het hun niet gemakkelijk:
zonder commentaar worden flarden allerhand aan elkaar gebreid: gefragmenteerde
beschrijvingen van de onderzoekers en de verdachten, passages uit de dossiers
(van de gerechtelijke én van de geheime politie, de gevreesde PIDE), koppen uit
de gemanipuleerde pers, getuigenverklaringen, commentaar van de auteur zelf (‘Thans
in 1982 zien we...’), citaten uit het dagboek van de vermoorde majoor,
enzovoort.
Cardoso Pires laat – elk met
hun eigen taal, ook wanneer die ambtelijk is: ‘En niets daaraan hebbende toe te
voegen...’ – alle stemmen in dit debat spreken, hij belicht de zaak vanuit alle
mogelijke perspectieven. Dat laat hem toe al zijn stilistische en
verhaaltechnische vermogens aan te spreken en ik moet zeggen: hij doet dat op
indrukwekkende wijze. Ergens halfweg zijn caleidoscopisch relaas moedigt de
auteur zijn lezer aan: ‘pas na het getoonde en geziene kan men, door te
herhalen en verbanden te leggen, de rolprent in zijn geheel en van binnenuit
zien’. Dat ‘geheel’ bestaat uit méér dan alleen maar de ware toedracht.
Ballade van het
Hondenstrand is evenzeer een psychologische roman. Cardoso Pires volgt met
veel zin voor nuancering en gevoel zijn personages. Aan de ene kant zijn er de
onderzoekers: de zeer menselijk voorgestelde mandataris van de gerechtelijke
politie, ‘brigadechef’ Elias Santana, en de hardere, meedogenloze inspecteur
van de geheime politie PIDE, Otero; aan de andere kant staan de verdachte
medestanders van de vermoorde majoor: diens vriendin Mena, de architect
Fontenova en korporaal Barroca, een zwakke figuur, die tegen zijn wil in het
avontuur werd meegesleurd. Ook de majoor zelf groeit, via zijn
dagboekfragmenten en de getuigenissen, uit tot een sterk geprofileerd karakter.
Centraal in het boek, en
essentieel voor de oplossing van de moordzaak, is de enkel in psychologische
termen en door Cardoso Pires zeer goed weergegeven groepsdynamiek van de in een
villa aan zee ondergedoken voortvluchtigen. Wat aanvankelijk een politieke
moord leek, blijkt bij nader inzien niet méér te zijn dan een passionele
afrekening, in de hand gewerkt door extreme omstandigheden.
Naast dit alles is er nog
een derde en essentieel niveau waarop Ballade van het Hondenstrand
gelezen moet worden. Dit is onmiskenbaar een politiek boek. Acht jaar na de ‘bevrijding’,
en tweeëntwintig jaar na de feiten, schetst Cardoso Pires op zakelijke, ik
bedoel: niet-emotionele en – door het weergeven van zovele standpunten – vrij objectieve
wijze een representatief beeld van de recente Portugese geschiedenis. Ondanks
deze objectiviteit vertegenwoordigt de Ballade toch een politieke
stellingname. Immers, door te kiezen voor een affaire waar de PIDE nu eens niet
rechtstreeks de hand in had, verhoogt Cardoso Pires paradoxaal genoeg zijn slagkracht.
Het verdreven regime als schuldige aanwijzen voor wat verkeerd liep, zou
niemand nog verbazen. Schokkender is het te laten zien hoe de machthebbers van
toen elke gelegenheid – ook de moord op de dissidente legermajoor – uitbuitten om
de publieke opinie op hun hand te krijgen en op die manier, zoals vertaalster
Catherine Barel in haar nawoord stelt, de aandacht af te leiden van de eigen
misdaden.
José Cardoso Pires, Ballade
van het Hondenstrand, De Prom, Baarn, 288 blz.
Deze recensie verscheen
in het novembernummer 1991 van Kunst & Cultuur, het inmiddels verdwenen
tijdschrift van het toenmalige Paleis voor Schone Kunsten, nu Bozar.