donderdag 20 februari 2020

LVO 110



Veel van de herinneringen die ik hier ophaal, of probeer op te halen, heb ik al eens eerder, zeker meer dan tien jaar geleden, beschreven. Ik dacht die tekst, toch een bladzijde of twintig, te kunnen recycleren, maar ik vind hem niet terug. Dat is vervelend, niet alleen omdat op die manier heel wat gedane moeite verloren is gegaan, maar ook omdat mij de onzekerheid bekruipt of ik bij de nieuwe poging die ik nu onderneem mij niet veeleer de verhalen zal herinneren die ik over oorspronkelijke gebeurtenissen en situaties heb geschreven, in plaats van die oorspronkelijke gebeurtenissen en situaties zelf.

Dat is een van de manieren waarop ons geheugen ons parten speelt: door de herhaalde pogingen de oorsprong bij te houden, verdwijnt die oorsprong achter de steeds nieuwe versies ervan. Wat je uiteindelijk te zien krijgt, is een schimmenspel achter een kamerscherm, waarop dan ook nog eens van die japaniserende tekeningen zijn aangebracht: schimmen en tekeningen vermengen zich met elkaar en op den duur weet je niet meer wat de werkelijkheid is: is het kamerscherm de realiteit, of de figuren op dat scherm? Of de schaduwen van de gestalten achter het scherm? Of de gestalten zelf? Of de lichtbron die hun schaduw op het scherm projecteert? Het doet denken aan de grot van Plato waarin de bewoners het schaduwspel dat door het binnenvallende zonlicht op de wand werd geprojecteerd voor werkelijkheid hielden.7

Weerspiegelen die schaduwen wat ze uitdrukken? Of zijn ze gekunsteld-gekonterfeit, zoals de op een muur geprojecteerde konijnenkopschaduw niet de schaduw is van een konijnenkop maar van twee handen met twee lange vingers voor de oren en een uitgespaarde holte voor het oog?

Zijn de ogen die dit alles zien de realiteit – en achter die ogen, door middel van een zenuw daarmee verbonden, de hersenen die registreren?

Of zijn die verzonnen verhalen de realiteit?
7 Plato, De Staat, zevende boek.






lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2