In de Prins Alexanderstraat heeft het gezin waarin ik als laatste
telg ben geboren slechts een jaar gewoond, of misschien iets meer. Dáár is het
dat ik mijn verste herinnering moet situeren, en dus niet in de Populierendreef
achter de open laadbak van een verhuiswagen en naast een rode driewieler, die
ik dus helemaal niet kwijt was – droog je tranen, kleine jongen, piepjonge zelf: er
is niets aan de hand. Van de vijf adressen die aan de Prins Alexanderstraat
waren voorafgegaan weet ik niets meer. Ik had evengoed niet kunnen bestaan. Het
enige wat ik van die eerste vijf adressen overhoud, wat mijn bestaan aldaar
staaft, zijn een foto en twee mondeling overgeleverde anekdotes.
Tussen mijn geboorte en mijn verste herinnering, mijn écht verste
herinnering en niet deze aan de rode driewieler die ik mij tot nu toe bij het
concept 'verste herinnering' altijd voor de geest heb gehaald, liggen amper
drie jaren. Of drieënhalf, maximum. Ik ben geboren in oktober 1961. De écht verste
herinnering is wit en koud en heet Prins Alexanderstraat. Dat moet dus de
winter van '64-'65 zijn geweest aangezien we in de zomer van 1965 naar de
Populierendreef verhuisden. Wat ik nu zo eigenaardig vind, is – en ik weet niet
of iedereen het zo zou aanvoelen – dat die drie jaar en een paar maanden een
enorm lange periode lijken te zijn. Een schier eindeloze, ongedocumenteerde dark ages, waarin ik van schijtend en
bleitend wezentje uitgroeide tot iets wat überhaupt iets kan waarnemen en zich
daarvan een halve eeuw later nog een herinneringsbeeld voor de geest kan halen,
hoe vervormd of door de verbeelding aangevuld dat beeld ook moge zijn. Er is,
zo voel ik het aan, nadien geen enkele periode van drieënhalf jaar gekomen die
– in mijn subjectieve aanvoelen – zo lang
heeft geduurd.
Voor de hele odyssee die het gezin waar ik deel van uitmaakte
daarvoor had afgelegd, van mijn geboorte in een huis aan de Lindelaan in de
mijncité van het Limburgse Eisden over drie adressen in de Waalse Borinage en
een tijdelijk verblijf in het Kortrijkse Kuurne tot in de Assebroekse Prins
Alexanderstraat, ben ik aangewezen op de informatie die mijn vijf en zes jaar
oudere zus en broer en mijn ouders mij nog hebben kunnen verschaffen. Ik heb
het allemaal meegemaakt, dat wel, maar mijn geest was nog te ongevormd om die
lotgevallen, hoe ingrijpend ze ook zijn geweest – stof voor een
familiedrama! – te onthouden. Niets daarvan is in mijn geheugen gegrift.
Ik weet niet of ik mij goed uitdruk. Kán ik eigenlijk wel
suggereren welk gevoel die observatie bij mij opwekt? Het heeft iets te maken
met buitengesloten zijn, met geen deel hebben aan een geschiedenis die nochtans
voor wie en wat ik uiteindelijk ben geworden enorm belangrijk moet zijn
geweest. Soms, op een dag van naar zelfbeklag neigende zelfmeewarigheid, vraag
ik me af of dat op zeer jonge leeftijd van hot naar her gesleurd zijn, samen
met de precariteit die ons gezin in die jaren trof, mij niet zeer diepgaand
heeft beïnvloed en gevormd. Mij en a fortiori mijn broer en zus. Zij hebben die
zwerftocht van drieënhalf jaar wél bewust meegemaakt. Maar misschien hadden
zij, door dat besef, ook meer verweer. In mijn geest lijkt het onbestendige en
precaire subliminaal te zijn binnengeslopen, zodat ik de mogelijke schade die
ik erdoor heb opgelopen nooit heb kunnen ombuigen.
En dan lees ik in een verhaal van Lydia Davis8 hoe
belangrijk context is voor kinderen wanneer zij zich hun moedertaal eigen
maken. 'Als de context voortdurend veranderde, zouden de kinderen nooit leren
praten.' Het kan toch niet anders dan dat het voortdurende veranderen van
woonst en zelfs van taal – van het Nederlands van mijn moeder naar het Frans van
mijn vader en dan weer naar Nederlands, ergens tussen thuis-AN en schooldialect
in – de peuter die ik was met een gevoel van onveiligheid of ongeborgenheid
heeft opgezadeld, of misschien zelfs met een soort van argwaan ten aanzien van
de betekenissen die de dingen konden hebben en die vast en onwrikbaar horen te
zijn opdat er zich zoiets als een basisvertrouwen zou kunnen vormen. Vast en
onwrikbaar was de omgeving waarin ik mijn eerste levensjaren doorbracht
allerminst.
8 Lydia Davis, 'Franse les
voor Amerikanen I: le meurtre', in de
bundel Uitsplitsen, opgenomen in De verzamelde verhalen.
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2