zaterdag 8 februari 2020

Steiners pleidooi voor stilte 5


aflevering 4

Private betekenis en publieke communicatie

Een vraag blijft open: hangt de betekenis, het écht betekenisvolle, dan samen met het private, met datgene wat gegroeid is in en vanuit een persoonlijke beleving? Hoe is de verhouding met de meer voor de hand liggende functie van de taal, namelijk als middel tot communicatie?

Indien het waar is dat betekenis afhangt van de private associatie, dan moet toch vastgesteld worden dat de tendens om alles – ook de taal – te rationaliseren, dat wil zeggen: eenduidig te maken, en dus te zuiveren van alle private, en derhalve oncontroleerbare componenten, precies de tegenovergestelde richting uitgaat, met name die van een toenemende betekenisloosheid. Dan lijkt de rationaliseringstendens toch lijnrecht tegenover de rijkdom van het persoonlijke leven te staan? Want waaruit anders dan uit contingente, niet voorgeschreven ervaringen kan die rijkdom bestaan? In After Babel stelt Steiner: “Each living person draws (…) on two sources of linguistic supply: the current vulgate corresponding to his level of literacy, and a private thesaurus.’ (AB 46) En wat verder: ‘Each communicatory gesture has a private risidue.’ (AB 46)

Dat element van privacy vervult een voor de communicatie essentiële taak, namelijk dat een gedeelte van de boodschap onuitgesproken zou blijven. Dit lijkt volslagen onpragmatisch, maar is het geenszins. Communicatie drijft noodzakelijkerwijs op dubbelzinnigheid en onduidelijkheid. Wie luistert immers naar het op voorhand reeds perfect voorspelbare? De uitwendige publieke taaluiting wordt steeds begeleid door een inwendig en impliciet standpunt dat méér weet.

In ‘The distribution of discourse’, een essay waarin Steiner overigens met betrekking tot de draagkracht van de taal tot dezelfde conclusies komt (vermindering van draagkracht als gevolg van buitensporige proliferatie), wordt het onderscheid uitgewerkt tussen internal en external speech: inwendige en uitwendige spraak.

De uitwendige spraak wordt begrensd door taboes, door regels die binnen een bepaalde maatschappelijke context bepalen waarover wel en waarover niet gesproken kan en mag worden. De inwendige spraak is aan die taboes niet onderworpen, en stelt het individu daardoor in de gelegenheid zich tegen zijn sociale omgeving te profileren. Daarom staat die inwendige spraak volgens Steiner borg voor ‘the origins and conservation of the ego’ (OD 64). Dus niet alleen instandhouding, maar zelfs oorsprong van het ego. Wat de instandhouding betreft: Darwin stelde dat het taalvermogen in het kader van de evolutie belangrijk was omdat de mens zich door het middel van de (uitwendige) communicatie een voorsprong op het dier kon verwerven. Darwin beklemtoonde echter niet het evolutieve belang van de inwendige spraak. Toch is dit belang volgens Steiner onmiskenbaar: ‘It is entirely possible to envisage an evolutionary scenario in which the dynamics of survival would entail the early development of inner-directed and intra-personal adress.’ (OD 63)

Nu is het volgens Steiner ook plausibel te stellen dat zelfs de constitutie van het ego doorheen de inwendige spraak voorafgaat aan de sociale matrix: ‘So that there can be semantic exchange distinguishable from echo there must be a determination of integral source.’ (OD 64)

Welke chronologie er nu moet aangenomen worden (eerst de in- dan wel de uitwendige spraak) is niet zozeer een probleem. Belangrijker is dat er geen betekenis lijkt te kunnen worden geconstitueerd zonder een interactie van in- en uitwendige spraak. Of anders gesteld: er is geen zinvolle exteriorisering mogelijk zonder een marge van privacy, die ongeëxpliciteerd blijft. Wat zich precies in die marge bevindt, het taboe, is cultuurgebonden, evenals het feit dát er taboe is, zoals heden ten dage blijkt uit de tendens om alles ‘bespreekbaar’ te maken.

Wanneer er – zoals in een cultuur zonder taboes – een verschuiving optreedt in de kwantitatieve verhouding tussen in- en uitwendige spraak; wanneer met andere woorden een andere houding wordt aangenomen ten opzichte van de graad van expliciteerbaarheid, of beter: ten opzichte van de graad van wenselijke of toelaatbare expliciteerbaarheid, dan zal dit, gezien de relatie tussen inwendige spraak en identiteit, een weerslag hebben op de identiteit. Of op de persoonlijke beleving, wat op hetzelfde neerkomt, omdat deze afhangt van de private associatieve context, die slechts in stilte kan opgebouwd worden.

Wat het erotisch taalgebruik betreft, komt dit neer op de volgende concrete vraagstelling: ‘To what degree is te relative distribution of sexual discourse between private and public, between socially-licit and clandestine, between gentil and argotic, a reliable guide to the study of erotic behaviour?’ (OD 77) Zo is bijvoorbeeld de ‘externalization of what was once was inchoate and private’ (OD 80), teweeggebracht door de psychoanalyse, een niet te onderschatten factor in de recente ingrijpende verandering in de beleving van de seksualiteit. Indien we aannemen dat de intensiteit van de beleving correleert met de mate van eigen inbreng (doorheen de verbeelding), dan kunnen we stellen dat die ingrijpende verandering in de beleving neerkomt op een ingrijpende vervlakking.





Lees hier vanaf het begin.