We gaan ten onder in een teveel. Kwantiteit primeert in onze
consumptief ingestelde cultuur op kwaliteit. Het nu volgende citaat van Milan
Kundera uit De ondraaglijke lichtheid van
het bestaan (OLB) kan meteen als
bezinning gelden bij het schrijven van deze verhandeling, die als met hart en
ziel geschreven getuigenis méér wil dan archiefstuk zijn, maar die precies áls
eindverhandeling die lotsbestemming waarschijnlijk niet zal ontlopen.
‘In een welvarende maatschappij hoeven mensen niet met de
handen te werken en kunnen zich wijden aan geestelijke activiteiten. Er komen
hoe langer hoe meer universiteiten en hoe langer hoe meer studenten. Om te
kunnen afstuderen moeten de studenten onderwerpen voor hun proefschrift bedenken.
De onderwerpen zijn ontelbaar, want je kunt in deze wereld over alles een
verhandeling schrijven. De volgeschreven vellen papier stapelen zich op in
archieven die troostelozer zijn dan kerkhoven omdat niemand ze betreedt, zelfs
niet op Allerzielen. De cultuur verdwijnt in de geproduceerde hoeveelheid,
onder een lawine van letters, in de waanzin van de kwantiteit. Daarom vind ik
dat één verboden boek in jouw voormalig vaderland oneindig meer betekent dan
miljarden woorden die onze universiteiten spuien.’ (OLB 123)
De referentiekracht van alle semantische systemen komt door
dit teveel op het spel te staan. De
vraag is immers of er te midden van deze overvloed aan informatie, die dan nog
meestal van bedenkelijk allooi is, nog iets pregnant genoeg kán zijn om
doorheen de lawine van beeldmateriaal, geschreven ‘pulp’ en ‘noise’ (gesproken
taal en beat) gehoord en begrepen te kunnen worden. Het echt betekenisvolle
gaat teloor, precies omdat het een versleten
taal moet aanwenden om zich kenbaar te maken.
Naar aanleiding van het ‘Heizeldrama’ (29 mei 1985) – op zichzelf
natuurlijk reeds een bedenkelijke term – verscheen in een Brits muziekblad een
artikel van Danny Kelly, getiteld ‘Blood Sport!’, waaruit ik het volgende
citaat haal, dat perfect illustreert hoe de taal verloederd is, en welke
concrete weerslag dat kan hebben. ‘How can
people who habitually, and seriously, call a bad back-pass “a disaster”, find
the range of words necessary to convey the reality of Wednesday’s events.’ (New Musical Express, June 8th,
1985, 39)
Samen met de traditie lijkt ook het uitzicht op een
mogelijke toekomstige restauratie van betekenis definitief teloor te zijn
gegaan. Wie zal vanaf nu nog met dwingende autoriteit kunnen uitmaken wat
werkelijk significant is. Wat overblijft, is: ‘Rumoer, dof gerommel, herhaald
gepraat, gerucht.’ (Botho Strauss, Rumoer,
54-55) Kortom: chaois – ‘the end of the linguistic-cultural continuum’ (AB 467) – of stilte, wat voor een op
communicatie gebaseerde cultuur hetzelfde betekent.
Een parallel verschijnsel, dat ik hier nog even wil
aanstippen, is dat de verarming van de taal ook een verarming van de
taalgebruiker met zich meebrengt. Steiner beschouwt de hedendaagse opleiding in
lagere en middelbare scholen als ‘georganiseerd geheugenverlies’ (In de burcht van Blauwbaard, 112) en
geeft ter illustratie van deze stelling een aantal staaltjes, die aan
duidelijkheid niets te wensen overlaten. ‘A survey conducted in 1970 indicates that on average a French man or
woman will read no more than one book
a year.’ (OD 196); ‘It has been
estimated that the vocabulary and grammatical comprehension of American adults
has stabilized around the age level of twelve of thirteen.’ (OD 201-202); ‘Not including taxonomic
lists (the names of all species of beetles, for example), it is estimated that
the English language at present contains some 600,000 words. Elisabethan
English is thought to have had only 150,000. But these rough figures are
deceptive. Shakespeare’s working vocabulary exceeds that of any later author,
and the King James Bible, although it requires only 6,000 words, suggests that
the conception of literacy prevailing at the time was far more comprehensive
than ours. The real point lies not in the number of words potentially
available, but in the degree to which the resources of the language are in
actual current use. If McKnight’s estimate is reliable (English Words and their Background, 1923), 50 per cent of modern
colloquial speech in England and America comprises only thirty-four basic
words; and to make themselves widely understood, contemporary media of mass
communication have had to reduce English to a semi-literate condition.’ (LS 45)
Hoogst interessante gegevens toch, voor wie zich bezighoudt
met het samenstellen van de hedendaagse leerprogramma’s.
Lees hier
vanaf het begin.