donderdag 6 februari 2020

Steiners pleidooi voor stilte 3



We gaan ten onder in een teveel. Kwantiteit primeert in onze consumptief ingestelde cultuur op kwaliteit. Het nu volgende citaat van Milan Kundera uit De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (OLB) kan meteen als bezinning gelden bij het schrijven van deze verhandeling, die als met hart en ziel geschreven getuigenis méér wil dan archiefstuk zijn, maar die precies áls eindverhandeling die lotsbestemming waarschijnlijk niet zal ontlopen.

‘In een welvarende maatschappij hoeven mensen niet met de handen te werken en kunnen zich wijden aan geestelijke activiteiten. Er komen hoe langer hoe meer universiteiten en hoe langer hoe meer studenten. Om te kunnen afstuderen moeten de studenten onderwerpen voor hun proefschrift bedenken. De onderwerpen zijn ontelbaar, want je kunt in deze wereld over alles een verhandeling schrijven. De volgeschreven vellen papier stapelen zich op in archieven die troostelozer zijn dan kerkhoven omdat niemand ze betreedt, zelfs niet op Allerzielen. De cultuur verdwijnt in de geproduceerde hoeveelheid, onder een lawine van letters, in de waanzin van de kwantiteit. Daarom vind ik dat één verboden boek in jouw voormalig vaderland oneindig meer betekent dan miljarden woorden die onze universiteiten spuien.’ (OLB 123)

De referentiekracht van alle semantische systemen komt door dit teveel op het spel te staan. De vraag is immers of er te midden van deze overvloed aan informatie, die dan nog meestal van bedenkelijk allooi is, nog iets pregnant genoeg kán zijn om doorheen de lawine van beeldmateriaal, geschreven ‘pulp’ en ‘noise’ (gesproken taal en beat) gehoord en begrepen te kunnen worden. Het echt betekenisvolle gaat teloor, precies omdat het een versleten taal moet aanwenden om zich kenbaar te maken.

Naar aanleiding van het ‘Heizeldrama’ (29 mei 1985) – op zichzelf natuurlijk reeds een bedenkelijke term – verscheen in een Brits muziekblad een artikel van Danny Kelly, getiteld ‘Blood Sport!’, waaruit ik het volgende citaat haal, dat perfect illustreert hoe de taal verloederd is, en welke concrete weerslag dat kan hebben. ‘How can people who habitually, and seriously, call a bad back-pass “a disaster”, find the range of words necessary to convey the reality of Wednesday’s events.’ (New Musical Express, June 8th, 1985, 39)

Samen met de traditie lijkt ook het uitzicht op een mogelijke toekomstige restauratie van betekenis definitief teloor te zijn gegaan. Wie zal vanaf nu nog met dwingende autoriteit kunnen uitmaken wat werkelijk significant is. Wat overblijft, is: ‘Rumoer, dof gerommel, herhaald gepraat, gerucht.’ (Botho Strauss, Rumoer, 54-55) Kortom: chaois – ‘the end of the linguistic-cultural continuum’ (AB 467) – of stilte, wat voor een op communicatie gebaseerde cultuur hetzelfde betekent.

Een parallel verschijnsel, dat ik hier nog even wil aanstippen, is dat de verarming van de taal ook een verarming van de taalgebruiker met zich meebrengt. Steiner beschouwt de hedendaagse opleiding in lagere en middelbare scholen als ‘georganiseerd geheugenverlies’ (In de burcht van Blauwbaard, 112) en geeft ter illustratie van deze stelling een aantal staaltjes, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. ‘A survey conducted in 1970 indicates that on average a French man or woman will read no more than one book a year.’ (OD 196); ‘It has been estimated that the vocabulary and grammatical comprehension of American adults has stabilized around the age level of twelve of thirteen.’ (OD 201-202); ‘Not including taxonomic lists (the names of all species of beetles, for example), it is estimated that the English language at present contains some 600,000 words. Elisabethan English is thought to have had only 150,000. But these rough figures are deceptive. Shakespeare’s working vocabulary exceeds that of any later author, and the King James Bible, although it requires only 6,000 words, suggests that the conception of literacy prevailing at the time was far more comprehensive than ours. The real point lies not in the number of words potentially available, but in the degree to which the resources of the language are in actual current use. If McKnight’s estimate is reliable (English Words and their Background, 1923), 50 per cent of modern colloquial speech in England and America comprises only thirty-four basic words; and to make themselves widely understood, contemporary media of mass communication have had to reduce English to a semi-literate condition.’ (LS 45)

Hoogst interessante gegevens toch, voor wie zich bezighoudt met het samenstellen van de hedendaagse leerprogramma’s.




Lees hier vanaf het begin.