190209
Inhoudelijk zat het Klimaatbetoog van Nic
Balthazar goed, wat mij betreft. Maar de toon was volledig mis. En dat heeft
veel te maken met angst. Angst om belerend te zijn, te ernstig, en te
doemdenkerig. Geheven vingertjes, humorloosheid en te deprimerende boodschappen
zijn uit den boze. Dat noopte Balthazar tot een springerig, zelfrelativerend,
halfgrappig en geforceerd hoopgevend theaterstukje dat zo vol zat met goede
bedoelingen dat het gênant werd. Bovendien heeft de man – in wiens gelaat de
gefronste wenkbrauwen en de naar een grijns neigende glimlach om voorrang strijden
– geen acteertalent. Ik vraag me af of het niet veel efficiënter zou zijn om
iemand de naakte waarheid te zien verkondigen, zonder ook maar de minste poging
te ondernemen om grappig of – godbetert – ludiek te zijn, iemand die streng
spreekt, zich kwaad maakt en niets of niemand spaart. We moeten ons dringend
eens bezinnen over die taboes op ernst, moeilijkheid en ongemakkelijkheid die
welbeschouwd elke klimaatboodschap al op voorhand ondermijnen. Laat die
boodschappen maar ten volle unconvenient zijn. * Geert Buelens schrijft
in het hoofdstuk ‘1965’ in De jaren zestig (een zeer genereus cadeau van
J. de voorbije zomer in het ziekenhuis) over de provobeweging in Amsterdam,
over hun krantjes en pamfletten. Dat doet mij de vraag stellen welke materiële sporen
er zullen overblijven van het hedendaagse activisme, dat zich vooral van het
internet bedient om zijn ideeën te vormen en te uiten, maar vooral: welke
gevolgen het verdwijnen van het papier, en de bijhorende tijd die het duurde om
ideeën te vormen, te toetsen en te verspreiden, voor het hedendaagse activisme
heeft. Ik denk bijvoorbeeld alleen al aan de versplintering van de
ideologievorming. Ik kan mij voorstellen dat er vroeger veel meer werd
samengekomen en gedebatteerd, ja, dat het om te beginnen ook al veel gezelliger
was. Nu bedenkt iemand iets, of reageert op iets, pleurt het op het internet,
het wordt gelezen en eventueel becommentarieerd en gedeeld, and that’s it,
het verdwijnt onder alweer nieuwe digitale sporen van nieuwe stellingen en
comments van individuen. Een moment van bezinning of effectieve actie (drukken,
verspreiden, aanplakken enzovoort) is er niet meer bij. En wat blijft er over
voor de toekomstige reconstructie? * Idem voor de correspondentie tussen
schrijvers, zoals die tussen Joseph Roth en Stefan Zweig die ik nu aan het
lezen ben (Elke vriendschap met mij is verderfelijk, vertaling Els Snick).
Niet dat alle brieven even interessant zijn, het gaat vaak over Roths nooddruft
en geldgebrek, maar in het jaar 1933, wanneer het in Duitsland echt slecht
begon te gaan, zijn er toch een aantal essentiële brieven geschreven. Onder
meer die van 7 november 1933 (116-121), waarin pijnlijk aan het licht komt dat
Roth, die Zweig toch altijd met ‘beste vriend’ aanspreekt, niet langer kan
leven met het feit dat Zweig nog te weinig uitgesproken antinazistisch durft te
zijn. Van Zweig is een brief gepubliceerd waarin een met het regime
collaborerende uitgever (Insel) naar Roths smaak te vriendelijk wordt bejegend,
en Roth zet Zweig voor de keuze: ‘u moet ofwel breken met het Derde Rijk, ofwel
met mij’ (120). Een schoolvoorbeeld van polarisering, zoals we ook vandaag
mogen meemaken dat de politieke tegenstellingen hun rol beginnen te spelen tot
in de huis- en slaapkamers, waar ze vriendschappen, familiebanden en liefdes
verstoren en onmogelijk maken. * (…) *