woensdag 26 februari 2020

vorig jaar 96


190226

‘We hebben alle tijd.’ Zo, besluiten we (…). Ondertussen denk ik aan de prop haar die ik onlangs uit de afvoer van mijn douche peuterde. Dat is ook: de tijd. Neen, wij hebben niet alle tijd. Maar wij kunnen wel naar het idee leven dat onze tijd eindeloos is, dat wij over de eeuwige jeugd beschikken, dat wij nooit oud zullen worden. * De zwanen paraderen op het Stil Ende, de kauwen verzamelen nestmateriaal, de duiven maken hun indrukwekkende baltsvluchten. Het is lente. Of neen, het is geen lente. Het is nog volop winter, maar de lente is vroeger dan anders. 15 graden, 18 graden zelfs. Records worden verpulverd. Achter het genot van deze mooie dagen ligt een onrust, een ongerustheid. Zoals boven de zee een vieze laag bruine smog hangt. Als we hem niet zien, dan is het omdat we doen alsof we hem niet zien. Wij overtuigen onszelf dat hij er niet is. * Herman Jacobs plaatst op Facebook een recensie van Tuin, as van Danilo Kis. Hij is enthousiast. Ik herinner mij dat ook ooit te zijn geweest. Maar wacht eens, zou ik daarover iets geschreven hebben, ooit? Ik haal mijn K&C-map boven en inderdaad: in het decembernummer van 1991 staat een recensie van twee pagina’s van mijn hand. Lovend, en met onder andere de opmerking dat ik dit boek nog wel een aantal keren wil herlezen. Dat is sindsdien nooit meer gebeurd. Ik moet het nu dan maar – dringend! – eens doen. * Bij het overlopen van mijn notities voor LVO stuit ik op een citaat van Paul Auster (4321) waarin het gaat over de autobiografie, hoe die tegelijkertijd verbondenheid en afstand installeert (of benadrukt) tussen het huidige en het vervlogen ik. Wanneer doet de biografische interesse haar intrede? Wanneer het overzicht onvolledig wordt, wanneer het besef ontstaat dat niet alles nog in de eigen ordening past. Dat moment beschrijf ik in LVO. Nu lees ik – voor het eerst in bijna dertig jaar – de recensie van Tuin, as die ik schreef: hoe het besef van de eigen identiteit (afgescheidenheid) in de plaats komt van de evidente symbiose met de moeder. De arcadische tuin wordt afgedekt met een laag as, symbool van de sterfelijkheid. ‘De onmiddellijke, vanzelfsprekende band met de dingen is verbroken; de afstand is een feit.’ Maar meteen, samen met die afstand, ontstaan het verlangen en de erotiek. En de behoefte om door het schrijven het verloren Arcadia te reconstrueren. ‘Lectuur wordt een favoriete bezigheid, boeken zijn immers “nuttig (…) om de dingen te vergeten.’ Sterke recensie, al zeg ik het zelf en, inderdaad, herlezing wordt nu onvermijdelijk. * Het beperkte aantal verhalen. Kijk naar die autobiografisch geïnspireerde Bildungsromans (Joyce, Proust, Kis en zovele anderen): de symbiose, de brute verwijdering uit de Hof van Eden, het aantreden van de vervreemding en, tegelijk, het verlangen, de liefde en de frustratie van de liefde, de artistieke roeping… Altijd opnieuw hetzelfde verhaal, telkens anders en vaak heel mooi verteld. *

foto: Sjef Kenniphaas