190427
Gisteren
ging ik voor de laatste keer werken (…). Mijn eigen beslissing: ik kan het niet
meer opbrengen, de sfeer is er niet goed, (…) het werk ook niet (het is enkel
pittoresk), het leven is kort, de tijd is kostbaar, en wat het oplevert is
nauwelijks de moeite waard. Het hyperbesef dat het de laatste keer is dat ik
die codes gebruik, die en die toetsen hanteer om dat programma te gebruiken,
die mensen zie (ook al zeg ik bij het afscheidnemen: ‘tot later eens’). Ik zie
de laatste keer (…), hoor de laatste keer het luidruchtige getater van (…).
Gebruik voor de laatste keer mijn badge (waarop een tien jaar jongere versie
van mezelf mijn huidige ik nog altijd legitimeert, vreemd genoeg). Laat voor de
laatste keer de deur achter mij zachtjes automatisch dichtgaan. En kijk nog een
keer over mijn schouder naar het gebouw wanneer ik door de Schildknapenstraat
richting Centraal Station stap. * (…) * (…) Los van het onderwerp dat
ons samenbracht, vind ik K. een uitermate sympathieke en krachtige man. Ik hoop
hem nog meer te ontmoeten. Ik denk echt wel dat we elkaar kunnen helpen. Hij
heeft in elk geval – zonder dat ik hem daar moest om vragen – toegezegd om
samen met mij de strijd aan te binden. Alleen is nog niet helemaal duidelijk
waartegen, en wat we hopen te bereiken. Misschien ligt de zin ervan alleen en
uitsluitend in de gesprekken zelf die we voeren. * (…) * Ik zie dat Erwin
Mortier een recensie van Peter Venmans’ Discretie heeft geschreven voor De Standaard der Letteren. Uitgerekend
Mortier. Benieuwd wat hij over dat onderwerp te zeggen heeft, hij die toch de
auteur is van dat uitermate indiscrete boek over een verblijf bij Gerard Reve (Avonden
op het landgoed) waarover ik
indertijd een stukje
heb geschreven. * Mogelijke leeslijnen. David Le Breton heeft het over ‘reizen
door je kamer’ en vermeldt – uiteraard – Xavier de Maistre (een hiaat in mijn
bibliotheek), maar ook Laurence Sterne. Van hem heb ik hier (nog ongelezen): Het
Leven en de Opvattingen van de heer Tristram Shandy (gekocht voor 400 frank
op 6 december 1997 in Brugge) en Een sentimentele reis door Frankrijk en
Italië (200 frank, geen datum of plaats). Le Breton vermeldt uiteraard niet
J.M.A. Biesheuvel en diens Reis door mijn kamer (2 augustus 1990, Gent,
gelezen in november 1990 en januari 2015). Ik blader door dat boek en laat mijn
oog toevallig vallen op de aanhef van het verhaal ‘In den vreemde’: ‘Jan
Potocki was een schrijver in goeden doen die in een buitenhuis bij Warschau
woonde.’ Van die Jan Potocki wacht hier al sinds 12 juni 1992 (aankoopprijs
noch plaats van aanschaf) het vuistdikke Manuscript gevonden te Zaragoza
op mijn aandacht. Op het achterplat wordt deze eind-achttiende-eeuwse roman
vergeleken met Duizend en één nacht, Boccaccio (uit wiens Decamerone ik
een bloemlezing las) en de Don Quichot (waarvan ik de lectuur ooit eens
aangevat heb maar nooit voltooid). Und kein Ende… *