zondag 12 april 2020

vorig jaar 135 / droom # 124


190412

In mijn droom spelen T. en G., vijf en drie jaar oud, buiten. T. verstopt zich achter een gammel muurtje met los gestapelde getailleerde natuurstenen. G. zoekt hem en wanneer hij zich onder het muurtje bevindt, dat op een helling is gebouwd, stoot T. er onwillekeurig tegenaan. De stenen vallen over G. heen. Hij komt er ongeschonden onderuit. * Coïncidenties; waar werkelijkheid en literatuur samenvallen: terwijl Rolf, gezeten op zijn grasmachine, zijn domein trimt en achter een van de hagen verdwijnt, waardoor het geluid van de dieselmotor bijna uitdooft, lees ik in Zehs Ons soort mensen: ‘Het geronk van de zitmaaier werd zachter, maar was nog steeds duidelijk te horen.’ (244) * De nationale van Luzy naar Autun. Zacht glooiend, bochten waarin je nauwelijks snelheid moet minderen en dus de voorgeschreven tachtig of negentig per uur kunt aanhouden; het zonovergoten groene landschap met boerderijen en kastelen in natuursteen, hagen en boszomen, witte Charolleskoeien in de weiden… Wat een plezier om hier door te rijden, Café B in de cd-player, met Wannes van de Velde, Koen de Cauter en Dirk Van Esbroeck, twee ervan zijn al dood. (…) In Autun dwalen we rond op de markt, de overdekte en de niet overdekte, met mooie groenten en vleeswaren uitgestald, en met afschuwelijke confectiekledij. We kopen een mes omdat we denken die bij de picknick nodig te zullen hebben, een T-shirt omdat ik vergat hemden in te pakken, en een mooi stuk rood, met vet dooraderd vlees dat we, aldus de beenhouwer, hooguit één minuut aan elke zijde mogen schroeien. In de kathedraal zijn de restauratiewerkzaamheden nog altijd volop aan de gang, de schatkamer met de mooie bas-reliëfs, onder andere de drie slapende figuren, is ook deze keer gesloten. We keren terug langs dezelfde weg, dit keer met een cd met Franse chansons, waarop ook Guesch – Etienne, Etienne!Patti van de partij is. (…) * Na 250 bladzijden begint mijn aandacht voor Ons soort mensen te verslappen. Nog 400 te gaan… * (…) *