woensdag 29 april 2020

Philipp Blom, Wat op het spel staat 4


werknotities


Consumptie

Mensen zijn het product van het opinieklimaat. In 1914 offerden jongemannen zich gewillig op, in 2014 is niemand daar nog toe bereid. Om de toekomst te kunnen voorspellen moet je de verhalen begrijpen die dat opinieklimaat vormen. Het grootste verschil tussen de generatie van 2014 en die van honderd jaar geleden, is dat de huidige een geglobaliseerde, data genererende consumentengeneratie is die gewillig gehoorzaamt aan de behoeften die haar worden opgedrongen.

‘Consumptie als levensmodel heeft de beste aller werelden geschapen’, zeggen de verdedigers. De pessimisten voeren aan dat het model niet houdbaar is. Het deed zijn intrede samen met de Industriële Revolutie, na het ontstaan van de steden en de markten, handel, democratie. Er is lange tijd een irrationeel geloof gehecht aan de zelfregulerende werking van het kapitalisme. Maar de mensen zijn helemaal niet zo rationeel als de economen die de laatste decennia de toon hebben gezet ons willen doen geloven.

De consumptiemaatschappij heeft van de Tweede Wereldoorlog tot de Val van de Muur de westerse samenleving op een schijnbaar zinvolle manier gestructureerd. Consumptie leek ‘een daad van vrijheid, van vooruitgang en van zelfverwezenlijking’. Het was een samenlevingsmodel én een levensvisie. Maar het mangelt de consumenten aan een overkoepelende, transcenderende identiteit, een gemeenschap, een geschiedenis. Daarom is het consumeren een in hoge mate identiteitsbepalende activiteit geworden. Consumenten identificeren zich met merken. Je koopt naast het product altijd ook een droom. ‘Objecten worden de fysieke boden van een hogere werkelijkheid.’ Zo bekeken ligt het consumentisme perfect in het verlengde van de kerkelijke hocuspocus. Enkel wie deelneemt kan worden uitverkoren. Calvijn (1509-1564) heeft er met zijn predestinatieleer voor gezorgd dat het religieuze en het economische uitverkoren-zijn met elkaar sporen. En dus ook beide systemen van uitsluiting: wie arm is, heeft daar zelf schuld aan.

De vraag rijst of de Verlichting is ‘stukgelopen op de uitvinding van de consument en daarmee op de vrije markt’. Is de samenleving ‘verworden tot louter aanhangsel van de markt’? Is de mens werkelijk zo kantiaans-rationeel als hij soms graag denkt en laat uitschijnen? Burger en consument zijn uiteenlopende entiteiten. Aan de mens worden verschillende eisen gesteld naargelang hij als burger dan wel als consument wordt benaderd. Het ideaalbeeld waaraan de consument hoort te beantwoorden, is onbereikbaar. Dit leidt tot psychologische spanningen (Paul Verhaeghe).

De vraag is nu hoe de mens-consument, die uit is op de status quo, zal reageren op de veranderingen als gevolg van de klimaatverandering en de digitalisering.



lees hier deze samenvatting vanaf het begin