woensdag 15 april 2020

parallel 148


Maar hoe kan men, uitgaand van de praktijk, van gewone mensen in vredesnaam verwachten dat ze er over allerlei zaken in het zo gecompliceerde leven ‘uitgesproken meningen’ op nahouden – zoals naar Harry Smith nogal boudweg beweert bij de dorpelingen het geval zou zijn? Dat soort verwachtingen zijn bovendien niet alleen onrealistisch, ik betwijfel of ze wel wenselijk zijn. Er is immers echt een grens aan wat gewone mensen kunnen leren en bevatten, en het kan onmogelijk verstandig zijn om te eisen dat ieder van hen zich met zijn ‘uitgesproken meningen’ mengt in de grote nationale debatten.

Kazuo Ishiguro, De rest van de dag, 208

ǁ

(…) wie van de tv-kijkers zal bij ingewikkelde vraagstukken als, laten we zeggen, de economie, de economische crisis, het economisch herstel en de mogelijke maatregelen, waarover onophoudelijk wordt gesproken in de uitzendingen, in staat zijn om de argumenten als zodanig te beoordelen, dus los van de welsprekendheid, de arrogantie, de zelfverzekerdheid die degene die ze uiteenzet uitstraalt? Vrijwel niemand, vrees ik, of helemaal niemand. Ik in elk geval niet. Ik ben het klassieke voorbeeld van iemand die er níéts van begrijpt en uiteindelijk alleen maar oordeelt uit sympathie, antipathie of vooringenomenheid – de ware pijlers van mijn moreel besef.

Edoardo Albinati, De katholieke school, 1342