En kijk, vandaag ben ik nog eens een kwade lezer. Gelukkig is het exemplaar waaruit ik lees geleend, dus, M, maak je geen zorgen: ik bezorg je morgen je boek in goede staat terug.
Erwin Mortier, een Vlaamse schrijver, verbleef in de zomer van 1997 samen met zijn echtgenoot bij Gerard Reve, in diens ‘Landgoed’ in Zuid-Frankrijk. Dat verblijf verliep veel minder goed dan vooraf verhoopt: het echtpaar Mortier maakte het demasqué van de aanbeden ‘Volksschrijver’ mee, de mens Reve bleek danig op de sukkel en als je met z’n drieën een dag of acht (en evenveel nachten) een kleine ruimte moet delen, kan het gebeuren dat je ook de achterkant te zien krijgt van zorgvuldig opgebouwde façades. Mortier was getuige van de eenzame wanhoop van een drankzuchtige autist en achtte het, naar aanleiding van Reves overlijden in april 2006, opportuun om de notities die hij daarover tijdens zijn verblijf had gemaakt, te publiceren.
Mortier bespaart ons geen detail van Reves deplorabele toestand. Hij doet dat onder het mom van ‘bijdrage tot de Reve-studie’ – want is Reve als belangrijk Nederlands schrijver niet een soort van collectief cultureel patrimonium? Daarom blijven ons ook enkele literatuurhistorische uitweidingen bij en kritische beschouwingen op Reves oeuvre niet bespaard – die moeten het boekje duidelijk een zeker wetenschappelijk gewicht, ja zelfs een wetenschappelijke urgentie meegeven.
Larie, natuurlijk. De beschouwingen over Reves religieuze beleving, seksualiteit en mogelijke relatie tussen die twee vertellen niets wat niet al uitentreuren elders te lezen staat, een uitweiding over Madame de Sévigné is in dit boekje opgenomen om het wat dikker te maken en verder alleen maar omdat ook zij, net als Reve, uitmuntende brieven heeft geschreven en omdat haar kasteel bij Reves Franse verblijf in de buurt staat. We vernemen bij die gelegenheid overigens dat Mortier, snuifsnuif, in de Franse letteren behalve van Sévigné vooral van Montaigne, Zola, Flaubert en de Goncourts houdt. ‘De rest van de Franse literatuur lijkt me een uit de hand gelopen banketbakkerij.’ De sporadische verwijzingen, kwansuis elders in het boekje rondgestrooid, naar Nietzsche, Schopenhauer en Wittgenstein zijn uiteraard volkomen gratuit.
De hoofdmoot van Avonden op het Landgoed bestaat uit overgeleverde gênante feiten uit de privésfeer. Mortier maakte ze mee in een situatie van genoten gastvrijheid, hij hoort er dus de regels van de discretie op toe te passen. Maar neen, hij gooit ze nu te grabbel, enkel en alleen omdat de man overleden is. Je moet het ijzer smeden wijl het heet is.
Dat kun je niet maken.
Bovendien is dit boek niet eens goed geschreven, er staan taalfouten in en een heleboel kreupele zinnen – waarmee Mortier, de schrijver, al bij al zijn eigen mineure zelve blijft.
Avonden op het Landgoed is een opportunistische, gênante en volstrekt overbodige publicatie.