Harry Mulisch, die indertijd zijn collega Gerard Reve aanviel met het essay ‘Het ironische van de ironie’: als je met alles lacht, ja, dan moet je niet verwonderd zijn dat je niet meer au sérieux wordt genomen als je iets wilt communiceren wat je wél meent. Ik heb het boekje nu even niet bij de hand, maar van die strekking moet het argument ongeveer geweest zijn. (De zwakte ervan was, zo herinner ik mij, dat het bloedernstig was opgesteld.)
Daaraan moest ik denken bij het zien van het filmpje dat dezer dagen op het internet circuleert, met een Amerikaanse nieuwslezeres die weigert de laatste verwikkeling in de Paris Hilton-vaudeville als hoofditem in het journaal te brengen. Was die weigering gefaket of niet? (‘Echt of niet echt’, dat was ooit, in het indertijd zeer geprezen en ‘vernieuwende’ televisieprogramma ‘Schalkse ruiters’, een spelletje waarin de makers zeer vakkundig de waarheidsaanspraak van nieuwsitems ondergroeven.)
Een vreselijke tijd is het, waarin je bij kritiek op het op de helling zetten van de waarheid – en kritiek is iets wat die waarheid nog op een, welja, ouderwetse manier veronderstelt – meteen de bedenking maakt: ‘Het is óók maar een spelletje’. Want staat die papierversnipperaar waarin die nieuwslezeres prompt haar A4tje vermaalt niet verdacht dichtbij? Het veinzen en de onwaarheid, de leugen dus, zijn in zowat alles doorgedrongen. Big Brother, het wielerpeloton, de regeringsformatie. Tot en met in de kritiek. (Opnieuw een recent en zeer geprezen televisieprogramma, ‘In de gloria’, en daarin de rubriek ‘De mediawatcher’. Zo voel ik mij dan als ik iets over media schrijf of zelfs maar denk: als die belachelijke mediawatcher die zich druk maakt over de manier waarop de uitslag van de loterij in beeld wordt gebracht.)
En dan denk ik aan die enquête die gisteren in het nieuws kwam, waaruit bleek dat bij ‘de jeugd’ een opvallende hang naar zekerheid en – ik spoel meteen mijn mond – normen en waarden opgang maakt.