Dit is de vierde aflevering in een reeks die is gebaseerd op het boek Jon Thompson, De kunst van het kijken, Ludion, 2006. De auteur bespreekt een tweehonderdtal ‘moderne’ schilderijen.
De opzet van deze stukjes is dat ik eerst beschrijf wat en hoe ik zie, pas nadien de tekst van Thompson lees en zo nodig mijn ‘lezing’ van het schilderij aanvul.
Edgar Degas, Spartaanse jeugd bij de sportbeoefening, ca. 1860-1862
In dit historische tafereel is de moderniteit volop aanwezig in de picturale behandeling van het vlak, dat als een eenheid wordt gezien en waarbij het schilderproces zichtbaar blijft. Het silhouet van de berg op de achtergrond roept bij mij trouwens Cézannes Mont Sainte-Victoire voor de geest – ook daardoor lijkt Degas zijn tijd vooruit. Daardoor wordt dit werk uit de nadagen van de historiestukken een voorafspiegeling van het abstracte impressionisme.
De jongens, of knapen, zijn naakt; de meisjes zijn half gekleed. De meisjes vormen een hechte groep, er zijn aanrakingen en een van meisjes fluistert een ander iets in het oor; de jongens staan er elk alleen voor. Hun groep is statisch en wordt bruusk afgesneden door de kadrering; bij de meisjes zorgt het onduidelijk gewemel van benen en voeten voor een drukke dynamiek. Er schemeren zelfs nog eerder ingenomen en door de schilder maar half uitgewiste posities door. Dat doet denken aan Duchamps suggestie van beweging in Nu descendant un escalier. Op de achtergrond, tussen beide groepen in, keuvelt een derde groep met – mooi aangeklede – volwassenen. Enkele figuren houden – enigszins meewarig? – de elkaar erotisch uitdagende jongens en meisjes op de voorgrond in de gaten. Achter de groep ouderen, die nog net op het voorplan staan, zien we een stad en, op het derde plan, de berg en de lucht – alles in egale okertinten. Eigenlijk is het hele schilderij bijna monochroom, behoudens enkele kleinere donkere en witte vlakken, en de zeer opvallende lichtblauwe lendendoek van het stoutmoedigste meisje.
Thompson:
Dit is een vroeg schilderij van Degas, een poging om de indrukken van een reis naar Italië te verzoenen met de klassieke opleiding die hij had genoten van schilders van historiestukken. De berg zou de Taigetos zijn, waar de Spartanen al het gebroed dat niet aan hun – strenge – idealen van schoonheid en kracht beantwoordde van de rotsen wierpen. De voorgestelde jeugd is duidelijk met recht en reden deze beproeving bespaard gebleven. Het eindresultaat verraadt stunteligheid (volgens Thompson): de plaatsing op het doek is verre van volmaakt, de jongensgroep vertoont weinig eenheid, de kleding van de meisjes is duidelijk achteraf aangebracht. (De klassieke opleiding legde op om menselijke figuren eerst naakt te tekenen en vervolgens aan te kleden.) De voorkeur voor jonge modellen wijkt af van het academische voorschrift om gespierde mannen en stevige dames te vereeuwigen.