Dat ikzelf goed schrijf, dat is geen nieuws natuurlijk. Niet voor mij, ik zou u anders niet hardnekkig met mijn schrijfsels blijven verblijden, en ook niet voor u want u zou allang hebben afgehaakt mocht het anders zijn, nietwaar?
Ik heb het érgens van. Mijn vader, een polyglot (hij sprak indertijd op zomeravonden de Milanese ijsboer in diens eigen taal aan), correspondeerde op een gegeven ogenblik voor vijf kranten, ook Franstalige; mijn oudste zoon – genetisch aangedikt met een al even veeltalige grootvader aan moederskant – kan aardig met de pen, een Engelstalige, uit de voeten; en kijk, nu blijkt ook mijn twintigjarige neef meer dan degelijk de schrijversstiel te beheersen. Overigens zal zijn vader, mijn broer dus, op aanvraag Poesjkin te berde brengen. Uiteraard in de originele taal én uit het hoofd.
Een familie die goed is toegerust voor communicatie maar…