In een fauteuil bij het raam zit een
kolossale vrouw in een rood gewaad. Jarvik ziet haar in profiel. Haar blinde
haren staan naar alle kanten, alsof ze net uit bed is opgestaan. Het zonlicht
weerkaatst in de zilveren of glazen bollen van een parelsnoer dat over haar
boezem golft. Aan haar pols glimt een brede, gouden armband. Plotseling wendt
de vrouw haar hoofd opzij en bemerkt ze de twee mannen die in de gang naar haar
staan te kijken. In het tegenlicht kan Jarvik haar gezicht maar moeilijk
onderscheiden. Hij ziet alleen tanden en felrood gestifte lippen bewegen,
verder lijkt haar gezicht een zwarte vlek omkranst door een halo van woest
blond haar dat oplicht in de herfstzon.
Frank Albers, Caravantis, 282-283